AANVULLENDE
VEILIGHEIDSWAARSCHUWINGEN
1. Zorg ervoor dat de plek waar u gaat boren of schroeven
volledig vrij is van verborgen obstakels, zoals elektrische
bedrading, water- of gasleidingen. Boren of schroeven
in de hierboven genoemde objecten kan leiden tot
elektrische schokken of kortsluiting, gaslekken of andere
gevaren die kunnen leiden tot ernstige ongelukken of
letsel.
2. Houd het gereedschap goed vast terwijl u ermee aan
het werk bent. Doet u dit niet, dan kunnen ongelukken of
verwondingen het gevolg zijn (Afb. 2).
3. Zorg er bij gebruik van het gereedschap voor dat de
zijhandgreep stevig is bevestigd.
Als deze niet stevig vastgemaakt is, kan het gereedschap
uit balans raken bij overbelasting wat kan resulteren in
letsel.
4. Zorg ervoor dat u tijdens het gebruik van het
gereedschap de handgreep en zijhandgreep stevig vast
heeft met beide handen. Doet u dit niet, dan kan dit letsel
tot gevolg hebben.
5. Zet het werkstuk goed vast. Een werkstuk dat met
klemmen of een bankschroef is vastgezet, is veiliger dan
een werkstuk dat u met de hand vasthoudt.
6. Inrichten
en
controleren
Controleer of de werkomgeving geschikt is aan de hand
van de voorzorgsmaatregelen.
7. Wanneer u een bitje in de sleutelloze boorkop doet, moet
u de klembus voldoende vastdraaien. Als de klembus
niet goed vast zit, kan het bitje slippen of los komen en
letsel veroorzaken.
8. Wanneer u de draaisnelheid verandert met de
toerenschakelaar, moet u eerst controleren of de
hoofdschakelaar
uit
wordt veranderd terwijl de motor nog draait, zal de
overbrenging beschadigd worden.
9. De koppelingsinstelling mag niet in een stand worden
gezet tussen de nummers "1, 4, 7 ... 22" of de stippen
in en u mag de machine niet gebruiken met de
koppelingsinstelling tussen "22" en het streepje in het
midden van de boor-markering. Dit kan resulteren in
schade.
10. Gebruik deze machine als klopboor altijd met rechtse
draairichting. (Alleen DV18DC, DV36DC)
11. De machine laten rusten na continu werk.
12. Het elektrisch gereedschap is uitgerust met een
temperatuurbeveiligingscircuit
beschermen. Ononderbroken werk kan de temperatuur
van
de
machine
temperatuurbeveiligingscircuit wordt geactiveerd en de
bediening automatisch wordt gestopt. Indien dit gebeurt,
laat u het elektrisch gereedschap afkoelen voordat u het
opnieuw gebruikt.
13. De motor kan tot stilstand komen wanneer het
gereedschap overbelast wordt. Laat de schakelaar
onmiddellijk los wanneer dit gebeurt en verhelp de
oorzaak van de overbelasting.
14. Raak de metalen delen van het gereedschap, de bits, de
boren of de spaanders niet onmiddellijk na gebruik aan,
aangezien deze heet kunnen zijn.
15. De motor kan plotseling stoppen met draaien wanneer
de machine als boor wordt gebruikt. Wees voorzichtig dat
de boor niet vastloopt en de motor niet plotseling stopt
met draaien wanneer u de machine als boor gebruikt.
16. Gebruik van de accu in koude omstandigheden (onder
0 graden Celsius) kan soms leiden tot een verminderd
aantrekkoppel en een lagere werktijd. Dit is echter
slechts een tijdelijk verschijnsel en de accu zal weer
normaal functioneren wanneer het weer warmer is.
van
de
werkomgeving.
staat. Als
de
draaisnelheid
om
de
motor
doen
stijgen,
waardoor
17. Maak de haak stevig vast. Als de haak niet stevig is
bevestigd, kan dit letsel veroorzaken tijdens het gebruik.
Zorg, bij de keuze om het gereedschap aan uw heupriem
te dragen, ervoor dat de boorbeitel en zijhandgreep
losgekoppeld zijn. Doet u dit niet, dan kan dit onverwacht
letsel tot gevolg hebben.
18. Kijk niet direct in het licht van het lampje. Dit zou oogletsel
kunnen veroorzaken.
Verwijder met een zachte doek alle vuil of vervuiling
vastgehecht aan de lens van de LED-lamp, waarbij u
erop let dat u geen krassen op de lens maakt.
Krassen op de lens van de LED-lamp kan resulteren in
verminderde helderheid.
19. Als u op hoge locaties werkt, moet u het gebied
vrijmaken van andere mensen en u bewust zijn van de
omstandigheden onder u.
20. Laad de accu altijd op bij een temperatuur van 0°C–40°C.
Een temperatuur van minder dan 0°C zal overlading
veroorzaken, hetgeen gevaarlijk is. De accu kan niet
worden opgeladen bij een temperatuur hoger dan 40°C.
De meest geschikte temperatuur voor het opladen is
20°C–25°C.
21. Gebruik de lader niet constant.
Laat de oplader ongeveer 15 minuten met rust na het
opladen voordat u aan de volgende accu begint.
22. Voorkom dat stof of vuil in de aansluitopening van de
accu terecht komt.
23. Demonteer de accu of acculader niet.
24. Voorkom kortsluiting van de accu. Kortsluiten van de
accu zal resulteren in een grote stroom en oververhitting.
Dit zal resulteren in brandwonden en schade aan de
accu.
25. Gooi de accu niet in het vuur. Een brandende accu kan
ontploff en.
26. Breng de accu naar de winkel waar deze gekocht werd,
nadat deze na opladen onvoldoende kracht heeft voor
praktisch gebruik. Gooi een uitgewerkte accu niet
zomaar weg.
27. Steek nooit een voorwerp in de ventilatie-openingen van
de lader. Als er een voorwerp of ontvlambaar materiaal
in de ventilatie-openingen van de acculader wordt
gestoken, kan dit resulteren in een elektrische schok of
beschadiging aan de acculader.
28. Bij doorlopend gebruik is het mogelijk dat deze machine
oververhit raakt, hetgeen kan leiden tot schade aan de
motor en de schakelaar.
Daarom geeft u het gereedschap een tijdje pauze
wanneer de behuizing heet wordt.
te
29. Zorg ervoor dat de batterij stevig geplaatst wordt. Indien
dit niet gebeurd, kan het voorkomen dat de accu eruit
het
valt en een ongeluk veroorzaakt.
30. Gebruik het product niet als het gereedschap of de
accupolen (batterijhouder) vervormd zijn.
Het installeren van de accu kan kortsluiting veroorzaken,
wat kan leiden tot rookontwikkeling of ontbranding.
31. Houd de accupolen van het gereedschap (accuhouder)
vrij van spaanders en stof.
○ Controleer vóór gebruik of er geen spaanders en stof zijn
opgehoopt in het gebied van de aansluitingen.
○ Probeer te voorkomen dat spaanders of stof van het
gereedschap op de accu terechtkomen tijdens het
gebruik.
○ Wanneer het gebruik wordt onderbroken of na gebruik,
moet u het gereedschap niet op een plaats achterlaten
waar het kan worden blootgesteld aan vallende
spaanders of stof.
Als u dat doet kan er kortsluiting ontstaan, wat kan leiden
tot rookontwikkeling of ontbranding.
32. Gebruik het gereedschap en de accu altijd bij
temperaturen tussen -5°C en 40°C.
49
Nederlands