3. Breng de besturingshendel rijsnelheid van de
middelste stand omlaag om het product naar
achteren te laten bewegen wanneer de
aandrijving is ingeschakeld. (Fig. 66)
4. Om het product in de geselecteerde richting te
laten bewegen, houdt u de inschakeling van de
aandrijving tegen de handgreep aan.
5. Als het product stuurbekrachtiging heeft, houdt u
de linkerdrukschakelaar (D) van de
stuurinrichting vast om naar links te gaan. Houd
de rechterdrukschakelaar van de stuurinrichting
vast om naar rechts te gaan. (Fig. 67)
Gashendel
Let op:
Als de sneeuw nat of zwaar is, gebruikt u
de snelle of de boost-modus.
De gashendel regelt het motortoerental. Deze heeft
3 modi: boost, snel en langzaam.
(Fig. 68)
•
Boost (A): om de snelheid te verhogen wanneer
het product wordt gebruikt maar geen sneeuw
uitwerpt of om de afstand te vergroten waarover
sneeuw wordt uitgeworpen.
•
Snel (B): standaardwerking
•
Langzaam (C): om de afstand te verminderen
waarover de sneeuw wordt uitgeworpen of om
het motorgeluid te verminderen
De gashendel gebruiken
•
Draai aan de gashendel om het motortoerental te
wijzigen.
De verwarmde handgrepen
gebruiken
•
Duw de schakelaar naar I om de verwarmde
handgrepen in te schakelen.
•
Duw de schakelaar naar O om de verwarmde
handgrepen uit te schakelen. (Fig. 69)
Product stoppen
1. Draai de sleutel naar de stand STOP. (Fig. 70)
2. Verwijder de AAN/UIT-sleutel.
De uitworptrechter en de deflector
van de uitworptrechter afstellen
1. Duw de vrijgavehendel (B) op de hendel (A) van
de uitworptrechter en stel de uitworptrechter af
naar links of rechts. (Fig. 71)
2. Met de afstandsbedieningshendel (C) kunt u de
uitworpafstand van de sneeuw afstellen.
a) Beweeg de afstandsbedieningshendel
omhoog om de uitworpafstand te verkleinen.
b) Beweeg de afstandsbedieningshendel
omlaag om de uitworpafstand te vergroten.
876 - 014 - 19.05.2021
De glijplaten afstellen
De glijplaten voorkomen dat de onderkant van de
sneeuwruimer beschadigd raakt. Stel de glijplaten
(A) af wanneer de borgmoer (B) los is, of wanneer
de glijplaat niet de juiste afstand tot de grond heeft.
Er is geen afstelling nodig voor de normale
installatie.
1. Draai de borgmoer (B) los met een steeksleutel
van 13 mm (½").
2. Verplaats de glijplaten (A) omhoog of omlaag.
a) Op vlakke oppervlakken stelt u de afstand
tussen de schraapbalk en de grond af op 5-6
mm (0,2-0,25").
b) Op ruwe oppervlakken plaatst u de glijplaten
(A) in een positie waarbij de schraapbalk
boven het hoogste punt van de grond ligt.
WAARSCHUWING:
Zorg ervoor dat geen grind en
stenen het product
binnendringen. Objecten die op
hoge snelheid worden
uitgeworpen, kunnen letsel
veroorzaken.
3. Draai de borgmoer (B) vast. (Fig. 72)
De snijmessen gebruiken (indien
aanwezig)
Gebruik de snijmessen om dieper door
sneeuwbanken te snijden dan de voorkant van het
product.
1. Draai de stelmoeren (A) aan beide zijden van het
product los om elk snijmes (B) in de hoogste
stand te zetten. (Fig. 73)
2. Draai de moeren vast.
3. Laat de messen na gebruik zakken.
De hoogte van de vijzelbak instellen
(alleen voor ST 424T/427T/430T )
1. Duw de hendel (A) omlaag. (Fig. 74)
2. Beweeg de handgrepen (B) omhoog of omlaag
om de hoogte van de vijzelbak aan te passen.
3. Laat de hendel (A) los om de vijzelbak op zijn
positie te vergrendelen.
Let op:
De vijzelbak kan op een ontgrendelde
stand worden ingesteld. Hierdoor kan de vijzelbak
zich aan het terrein aanpassen. Duw de hendel (A)
omlaag en naar rechts om de vijzelbak in de
ontgrendelde stand in te zetten.
Vastlopen na gebruik voorkomen
Let op:
Bedieningselementen en bewegende
onderdelen kunnen vastlopen door ijs. Oefen niet
131