Opmerking:
– Zodra bij de gelijkspanning een min "-" voor de meetwaarde verschijnt, is de gemeten spanning negatief (of
de meetsnoeren zijn verwisseld)�
– Via de toets "Hz%" (11) kan de weergave naar frequentie (Hz) en pulslengte (ù%) worden omgeschakeld�
Met elke keer drukken, schakelt u de functie om� Autorange wordt gedeactiveerd� Dit maakt de controle van
een mogelijke bromspanning (overgeladen wisselspanning) mogelijk� Bij een zuivere gelijkspanning is de
frequentie en %-aanduiding "nul"� Zonder meetsignaal kunnen spookwaarden worden weergegeven� Deze
verdwijnen van zodra een gelijkspanning wordt gemeten�
11.3 Stroommeting "A"
De spanning in het meetcircuit mag 600 V niet overschrijden�
Meet geen stroomwaarden hoger dan 10 A in het 10A-bereik en geen stroomwaarden hoger dan 400 mA
in het µA/mA-bereik, anders zullen de zekeringen activeren�
Metingen in het >5 A-gebied mogen max� 30 seconden duren, en worden uitgevoerd met een interval
van 15 minuten�
Begin de stroommeting altijd met het grootste meetbereik en wissel indien nodig naar een kleiner meetbereik� Voor
een meetbereik altijd de stroom op de schakeling uitschakelen� Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en dus bevei-
ligd tegen overbelasting�
Voor het meten van gelijkstroom "A-DC" gaat u als volgt
1
te werk:
1� Schakel de DMM in en kies de meetfunctie "A"�
In de tabel kunnen de verschillende meetfuncties en de mogelijke
meetbereiken bekeken worden� Selecteer een meetbereik en de bij-
behorende meetbussen� Op het scherm verschijnt "DC"
Meetfunctie
μA
mA
10A
2� Steek de rode meetkabel in de μA/mA- of 10A-meetbussen. Het
zwarte meetsnoer stopt u in de COM-aansluiting�
3� Maak nu met de beide meetstiften in serie contact met het meetob-
ject (batterij, schakeling, enz�)� De betreffende polariteit van de meetwaarde wordt samen met de meetwaarde op
het display weergegeven�
Opmerking:
– Is er bij een gelijkstroommeting voor de meetwaarde een "-"(min)-teken te zien, dan is de gemeten stroom
tegengesteld (of zijn de meetsnoeren verwisseld)�
4� Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit�
96
Meetbereik
<4000 μA
4 mA – 399 mA
400 mA – 10A
Meetbussen
COM + mAμA
COM + mAμA
COM + 10A