1. Verbind de zwarte sensor met de klem COM en de rode sensor met de klem
VmAΩ
2. Stel de functieschakelaar in op de gewenste wisselspanning
3. Sluit de meetpennen aan op het circuit en lees de waarde af die op het
scherm wordt aangegeven als deze gestabiliseerd is.
1. Verbind de zwarte sensor met de klem COM en de rode sensor met de klem
VmAΩ
2. Stel de functieschakelaar in op de gewenste gelijkspanning
3. Sluit de meetpennen aan op het circuit en lees de waarde af die op het
scherm wordt aangegeven als deze gestabiliseerd is. Bij het meten van geli
jkspanning geeft het scherm de polariteit van de rode sensor weer.
1. Verbind de zwarte sensor met de klem COM en de rode sensor met de klem
VmAΩ
voor een maximummeting van 200mA of op de 10A -klem voor
een maximummeting van 10A
2. Stel de functieschakelaar in op de gewenste continue intensiteitsclassificatie
3. Sluit de meetpennen aan op het circuit en lees de waarde af die op het
scherm wordt aangegeven als deze gestabiliseerd is.
1. Verbind de zwarte sensor met de klem COM en de rode sensor met de klem
VmAΩ
2. Stel de functieschakelaar in op de gewenste weerstand
3. Sluit de meetpennen aan op het circuit en lees de waarde af die op het
scherm wordt aangegeven als deze gestabiliseerd is.
1. Verbind de zwarte sensor met de klem COM en de rode sensor met de klem VmAΩ
2. Zet de functieschakelaar op stand
3. Sluit de meetpennen aan op de diode: (A) Test in de directe richting: sluit de
zwarte pen aan op de kathode en de rode pen op de anode, waarbij de spanning
in de doorlaa trichting van een normale diode gemeten wordt. Het scherm zal een
waarde tussen 0,5 en 0,7V aangeven en de geblokkeerde richting zal «OL» aangeven.
(B) Test in de tegenovergestelde richting: sluit de zwarte pen aan op de anode en
de rode pen op de kathode. De diode is goed als er «OL» op het scherm
verschijnt.
41