De ruimtanden (grijpmessen) vóór elke zaagtand voor-
komen dat de zaagtanden te diep in de terugslagzone
grijpen, waardoor de sterkte van de terugslag wordt ver-
minderd.
Bij het doorlussen van de ketting bestaat het risico dat
deze veiligheidsfunctie buiten werking wordt gesteld.
Als de zaagcapaciteit verslecht, moet de ketting om vei-
ligheidsredenen worden vervangen. Gebruik voor re-
serveonderdelen alleen de combinatie van
geleidingsrail en ketting die door de fabrikant wordt aan-
bevolen.
Geleidingsrails
Bij geleidingsrails waarvan de punten een kleine radius
hebben, is er meestal een lager risico op terugslag.
Daarom voor de taak een geleidingsrail met passende
ketting gebruiken die net lang genoeg is. Langere gelei-
dingsrails vergroten de kans op verlies van controle tij-
dens het zagen.
Vóór elke inbedrijfstelling de kettingspanning controle-
ren (zie hoofdstuk Kettingspanning controleren). Als de
kettingspanning niet correct is ingesteld, bestaat bij het
zagen van kleinere takken (dunner dan de volledige
lengte van de geleidingsrail) een verhoogde kans dat de
ketting wordt afgeworpen.
Kettingvanger
Als de ketting losraakt of breekt, voorkomt de ketting-
vanger dat de ketting in de richting van de gebruiker
wordt geslingerd.
Klauwstop
De geïntegreerde klauwstop kan worden gebruikt als
draaipunt om de kettingzaag stabiliteit te geven tijdens
een zaagsnede.
Bij het zagen het apparaat naar voren drukken tot de
doornen in de rand van het hout dringen. Als de achter-
ste greep omhoog of omlaag wordt bewogen in de rich-
ting van de snede, wordt de fysieke belasting bij het
werken met de kettingzaag verminderd.
Kettingrem
Kettingremmen worden in geval van gevaar gebruikt om
de ketting snel tot stilstand te brengen.
Als de handbescherming / hendel kettingrem in de rich-
ting van de geleidingsrail wordt gedrukt, moet de ketting
onmiddellijk tot stilstand komen.
De kettingrem kan een terugslag niet voorkomen, maar
vermindert het risico op letsel als de geleidingsrail de
gebruiker raakt in geval van terugslag.
De correcte werking van de kettingrem moet vóór elke
inbedrijfstelling van het apparaat worden gecontroleerd
(zie hoofdstuk Werking van de kettingremmen contro-
leren).
Symbolen op het apparaat
Algemeen waarschuwinsteken
Lees voor de inbedrijfstelling de ge-
bruiksaanwijzing en alle veiligheidsin-
structies.
Draag bij het werken met het apparaat
een geschikte hoofd-, oog- en gehoorbe-
scherming.
Veiligheidskleding
GEVAAR
Levensgevaar door snijwonden. Draag bij werkzaamhe-
den aan het apparaat geschikte beschermende kleding.
Neem de plaatselijke voorschriften inzake ongevallen-
preventie in acht.
Draag bij het werken met het apparaat een geschikte
veiligheidshelm die voldoet aan EN 397 en CE-gemar-
keerd is.
Nederlands
Draag bij het werken met het apparaat
slipvaste veiligheidsschoenen.
Draag bij werkzaamheden met het appa-
raat antislip en slijtvaste handschoenen.
Levensgevaar door terugslag van de ket-
tingzaag. Raak de te zagen voorwerpen
nooit met de punt van de geleidingsrail
aan.
Levensgevaar door ongecontroleerde
bewegingen van de kettingzaag. Houd
de kettingzaag altijd met beide handen
vast.
Levensgevaar door ongecontroleerde
bewegingen van de kettingzaag. Houd
het apparaat nooit met slechts een hand
vast.
Stel het apparaat niet bloot aan regen of
vocht.
De op het etiket aangegeven geluids-
drukniveau bedraagt 101 dB.
De kettingrem wordt gelost.
De kettingrem wordt vastgezet en de
zaagketting geblokkeerd.
Draaien om de kettingspanning in te stel-
len:
= ketting spannen
= ketting lossen
Looprichting van de ketting (markering
bevindt zich onder de afdekking)
Kettingspankop vergrendelen
Kettingspankop ontgrendelen
Hoofdbescherming
57