5b. AANSLUITINGEN VOOR
WATERTOEVOER EN –AFVOER (DCM-
200F)
•
De watertoevoer betreft een ½ Rc binnendraad. Er moet
een spanklem worden aangebracht met de plug naar
onderen. Zet de spanklem in de watertoevoerleiding,
naast de ijsdispenser met de pijl op de spanklem in de
stromingsrichting van het water.
N.B.: De spanklem met onderdeelcode 311166A01 is extra
leverbaar.
•
Er moet een afsluitklep en een afvoerklep in de
watertoevoerleiding worden geïnstalleerd.
91A2FB10A9907
DCM-230FE
Fig. 3a
DCM-230FE
Fig. 3b
•
De druk van de waterleiding moet minimaal 0,5 bar en
maximaal 8 bar zijn. Als de druk hoger is dan 8 bar, moet
er een reduceerklep worden gebruikt.
•
De twee waterafvoeren zijn ¾ Rc binnendraad.
•
Voor een goede doorstroming moeten de horizontale
delen van de afvoerleidingen een afloop hebben van 6,5
mm per 20,5 cm.
•
Er moet een tussenruimte van minimaal 5 cm. zijn
tussen het eind van de afvoerpijpen of –slangen en de
afvoer in de vloer.
•
In sommige gebieden is een loodgietersvergunning
vereist en moet een bevoegde loodgieter worden
ingeschakeld.
•
In sommige gebieden moeten de afvoeren beveiligd zijn
tegen terugstromen.
•
Voor deze ijsdispenser mag uitsluitend koud drinkwater
worden gebruikt.
6. WERKING
Er stroomt water vanuit de drinkwatertoevoer naar de kraan,
waarna het in de watertoevoerfitting komt en zo naar de
watertoevoerinrichting. De watertoevoerinrichting zorgt
ervoor dat er een constante watertoevoer naar de
diepvriezer wordt gehandhaafd. Het water uit de
watertoevoerinrichting komt onder in de diepvriezer aan en
wordt door het warmtewisselende koelmiddel in de
condensor in ijs veranderd.
De roestvrijstalen avegaar in de diepvriezer wordt door de
tandwielmotor aangedreven. De draaiende avegaar vervoert
het ijs naar boven waar het overtollige water uit het ijs wordt
geperst. Het wordt geëxtrudeerd en in cubulet-ijs
(samengeperst ijs) opgebroken en vervolgens in de
ijsopslagbak geduwd.
35
NEDERLANDS
DCM-200F
Afb. 4