All manuals and user guides at all-guides.com
h) Synchronisatie van de weergavesnelheid
Om bij het mixen of faden tussen twee signaalbronnen een „zuivere" overgang te krijgen, is het vaak noodzakelijk
om het ritme (beat) aan te passen.
Dit kan op drie manieren worden bereikt:
•
Met de schuifregelaar PITCH (13). Hiermee kan de weergavesnelheid statisch (blijvend) worden veranderd.
Deze functie kan worden gebruikt, als twee nummers qua beatsnelheid helemaal anders zijn.
•
Met de toetsen PITCH BEND (18 en 19). Hiermee kan de weergavesnelheid tijdelijk (kortstondig) worden
veranderd. Deze functie kan worden gebruikt, als twee nummers qua beat gelijk zijn en alleen het inzetpunt moet
worden gesynchroniseerd.
•
Met het JOG/SHUTTLE-wiel (21). Door draaien aan het wiel kan de weergavesnelheid tijdelijk (kortstondig)
worden veranderd. De snelheidsverandering is afhankelijk van de draaisnelheid aan het JOG-wiel. Deze functie
wordt eveneens gebruikt, als twee nummers qua beat gelijk zijn en alleen het inzetpunt moet worden
gesynchroniseerd.
PITCH - schuifregelaar
•
Activeer de schuifregelaar PITCH (13) door indrukken van de toets PITCH (20).
•
Verander de wergavesnelheid door de PITCH-schuifregelaar (13) omhoog of omlaag te schuiven. De procentuele
snelheidsafwijking wordt op het display weergegeven. Als de schuifregelaar precies in het midden staat, vindt
het afspelen op de originele snelheid plaats.
PITCH - BEND - toetsen
•
Houd de betrokken PITCH-BEND-toets (18 resp. 19) tijdens de weergave ingedrukt, om de snelheid met tot 16
% te wijzigen.
De toets PITCH BEND - (19) verlaagt de snelheid.
De toets PITCH BEND + (18) verhoogt de snelheid.
•
In welke mate de weergavesnelheid afwijkt, hangt ervan af, hoe lang de betrokken PITCH-toets ingedrukt blijft.
•
Na het loslaten van de toets keert de weergave terug naar de originele snelheid resp de snelheid, ingesteld met
de PITCH-schuifregelaar (13).
80