INstallatIe
Alvorens de lade aan te sluiten, moet u zich ervan vergewissen of
alle draden van uw elektrische installatie een voldoende doorsnede
hebben om het toestel normaal te voeden. Uw installatie moet
beschermd worden door een smeltzekering van 10 ampère.
Het voedingscircuit moet over een bipolair stroomonderbrekings-
mechanisme met contactopeningen van minstens 3 mm beschikken
De elektrische aansluiting moet uitgevoerd worden vooraleer het toestel
in het meubel aan te brengen.
De lade moet via een (genormaliseerde) voedingskabel met 3 geleiders
van 1 mm² (1 fase + 1 N + aarding) aangesloten worden op het
elektriciteitsnet van 220 - 240 V~ enkelfasig, via een stopcontact 1 fase
+ N + genormaliseerde aarding CEI 60083 of conform de plaatselijke
installatievoorschriften. De aardingsdraad (groen/geel) moet verbonden
worden met de aansluitklem
van het toestel en met de aarding van
de installatie.
Als het toestel wordt aangesloten aan een stopcontact, dan moet dit
toegankelijk blijven na de installatie van de lade.
De nulleider van de warmhoudlade (blauwe draad) moet aangesloten
worden aan de nulleider van het elektriciteitsnet.
NL 8