_RV-33.book Seite 114 Donnerstag, 30. November 2006 1:41 13
Instructies voor de elektrische aansluiting
6
Instructies voor de elektrische
aansluiting
6.1
Kabels aanleggen
Instructie
I
Gebruik voor de doorvoer van de aansluitkabels indien mogelijk
originele doorvoeren of andere doorvoermogelijkheden, zoals bijv.
bekledingsranden, ventilatieroosters of blinde schakelaars. Als er
geen doorvoeren aanwezig zijn, moet u voor de betreffende kabels
bijbehorende gaten boren. Controleer van tevoren of er voldoende
ruimte is voor de boor aan de achterkant.
Instructie
I
Het niet-vakkundig aanleggen of verbinden van kabels leidt steeds
weer tot storingen of beschadigingen van onderdelen. Het correct
aanleggen en verbinden van kabels is een voorwaarde voor een
duurzame en storingsvrije werking van de later aangebouwde com-
ponenten.
Let op!
a
De kabels mogen niet voor langere tijd met oplosmiddelen zoals
bijv. benzine in aanraking komen, omdat oplosmiddelen de kabels
beschadigen.
Neem daarom de volgende instructies in acht:
Leg de kabels indien mogelijk altijd binnen in het voertuig aan, want daar
zijn ze beter beschermd dan buiten op het voertuig.
Als u de kabels desondanks buiten op het voertuig aanlegt, let dan op een
veilige bevestiging (door extra kabelverbinders, isolatieband etc.).
Houd bij het aanleggen van de kabels altijd voldoende afstand tot hete en
bewegende voertuigonderdelen (uitlaatpijpen, aandrijfassen, dynamo,
ventilatoren, verwarming etc.) om beschadigingen aan de kabel te vermij-
den. Gebruik voor de mechanische bescherming ribbelbuis of soortgelijke
beschermingsmaterialen.
Omwikkel de stekkerverbindingen van de verbindingskabels ter bescher-
ming tegen het binnendringen van water en elke verbinding aan een kabel
(ook in het voertuig) met de meegeleverde afdichtingsband (afb. c B,
pagina 7).
114
PerfectView