NL /
PT-FCS5000 en PT-FCSD5000
Bestaande uit:
Demineraliseringseenheid permasoft PT-PS5000FD
①
Aparte afsluitkleppen aan in- en uitgangszijde
②
Elektronica met verlicht 4-inch-display
③
Ontluchtingskraan met spoelslang
④
Fixatiebeugel met schroevenset
⑤
Systeemscheider (conform DIN EN 1717) type BA met
⑥
Aansluiting op HT buis, geïntegreerde vuilvanger
en terugstroomblokkering aan ingangszijde,
Drukverminderaar met manometer
Magneetklep
⑦
Installatieboek conform VDI 2035
Isoleerschalen
Stekkeradapter
Aansluitkabel voor magneetklep
Aansluitkabel 60 cm voor relais- / impulsuitgang
⑦
③
⑥
②
①
⑤
④
PT-FCSD5000
PT-FCS5000
②
30
4. MONTAGEVOORWAARDEN
• Installatie in de toevoer van de verwarmingsinstallatie daarbij min. 0,3 m afstand tot pompen
behouden
• Montage in de horizontale buisleiding met afloopaansluiting naar beneden
• Montagelocatie moet vorstbestendig en goed verlucht zijn
• Montagelocatie moet goed toegankelijk zijn:
• vereenvoudigt het onderhoud
• Manometer op de drukverminderaar kan goed worden geobserveerd
• Rusttraject van 5 x DN achter navulcombinatie voorzien (conform DIN EN 806)
• Bij PT-FCS resp. PT-FCSD moet een netwerkaansluiting (230V/50Hz) beschikbaar zijn
• Afwateringsaansluiting (bijv. kunststof buis HT 40 of afvoertrechter) voorzien
• Ter bescherming tegen mogelijke waterschade moet een voldoende bodemafloop
beschikbaar zijn
5. MONTAGE
Om het volume van het stagnatiewater zo klein mogelijk te houden, moet de navulcombina-
tie zo snel mogelijk op de toevoerleiding worden aangesloten!
Bij de montage gelden de regels van de tapwaterverordening.
1. Buisleiding goed doorspoelen
2. Verwarmingsvulstation monteren
• Montage in horizontale buisleiding met afloopaansluiting naar beneden
• Doorstroomrichting in acht nemen (pijlrichting)
• spannings- en buigmomentvrij monteren
• Rusttraject van 5 x DN achter navulcombinatie voorzien (conform DIN EN 806)
3. Afloopleiding positioneren
Leiden van een installatieboek overeenkomstig VDI-richtlijn 2035.
Conform de VDI-richtlijn 2035 is een installatieboek vereist. Daar
moeten de installatiegegevens zoals het nominaal warmtevermogen
van de warmtegenerator, het installatievolume, de ingebruikna-
medatum, de uitvoerende vakwerking, de vul- resp. aanvullende
waterhoeveelheden, de waterwaarden (totale hardheid, pH-waarde,
geleidbaarheid), alsook alle onderhoudsactiviteiten worden gedocu-
menteerd.
De exploitant draagt de verantwoordelijkheid voor het installatiewater en de installatiewer-
king. Eveneens het leiden van het installatieboek. Een niet geleid installatieboek kan bij een
schadegeval leiden tot beperkingen resp. volledig verlies van garanties.
Let er daarom op dat een installatieboek in de stookruimte beschikbaar is.
31
NL/B