65-340
1. WETTELIJKE WAARSCHUWINGEN
- Lees de volledige handleiding vóór installatie en ingebruikname.
- De installatie dient te worden uitgevoerd door een erkend installateur en met inachtname van de geldende
voorschriften.
- Deze handleiding dient aan de gebruiker te worden overhandigd. Zij moet bij het dossier van de elektrische
installatie worden gevoegd en dient te worden overgedragen aan eventuele nieuwe eigenaars. Bijkomende
exemplaren zijn verkrijgbaar via de Niko-website of -supportdienst.
- Bij de installatie dient rekening gehouden te worden met (lijst is niet limitatief):
- de geldende wetten, normen en reglementen;
- de stand van de techniek op het ogenblik van de installatie;
- het feit dat een handleiding alleen algemene bepalingen vermeldt en dient gelezen te worden binnen het
kader van elke specifieke installatie;
- de regels van goed vakmanschap.
- Bij twijfel kan u de supportdienst van Niko raadplegen of contact opnemen met een erkend controleorganisme.
Support België:
Support Nederland:
tel. + 32 3 760 14 82
tel. + 31 183 64 06 60
website: http://www.niko.be
website: http://www.niko.nl
e-mail: support@niko.be
e-mail: sales@niko.nl
In geval van defect kan u uw product terugbezorgen aan een erkende Niko-groothandel samen met een duidelijke
omschrijving van uw klacht (manier van gebruik, vastgestelde afwijking...).
2. BESCHRIJVING
Intensiteitsregeling ('dimming') van lampen. Deze toestellen zijn enkel bestemd voor professioneel gebruik. Deze
dimmer werkt met vermogenstransistoren volgens het fase-afsnijdingprincipe. Volledig elektronisch ontstoord, zonder
spoelen. Totaal geruisloos en tot 30% lichter dan 'klassieke' dimmers. Elektronische kortsluitings-, overstroom- en
overspanningsbeveiliging. Op afstand gestuurd via een analoog signaal (vb. via Nikobus 05-007). Deze dimmer kan met
om het even welk toestel dat aan de internationale 0/10V-spanningssturings- en de 1/10V-stroomsturingsstandaard
beantwoordt, op afstand gestuurd worden. De werking gebeurt analoog (0V = uit, 10V = 100 % aan).
3. INSTELLINGEN
3.1. Trimmer 1: maximum of 'top set'
Deze potentiometer kan de max. spanning die naar de lampen vloeit, beperken. Vb.: 230V x 50% = 115V. Door
de spanning te verminderen, met vb. de onderhoudscoëfficient, wordt energie bespaard.
Regeling: Zet alle stuursignalen op max. (10V). Draai van min. (tegenwijzerzin) naar max. (wijzerzin). Op min. is de
intensiteit van de lamp duidelijk lager dan op max. U kan eventueel de spanning meten. Zet de trimpotentiometer
daarna terug op max. Herhaal deze handeling voor elk kanaal.
3.2. Trimmer 2: minimum of 'preheat'
De voorverwarming is regelbaar tot ±115V. De voorverwarming is van het grootste belang voor de reactiesnelheid
van de dimmer: hoe meer voorverwarming, hoe warmer de lampen worden en hoe sneller de dimmer reageert
(zie '4.3.4. LED 3 licht op (rood)'). Als u wil dat de dimmer geen onzichtbaar verlichtingsniveau bereikt zonder
dat de voedingsspanning uitgeschakeld wordt, kan u dit met deze trimmer instellen.
Regeling: Zet alle stuursignalen op min. (0V). Draai met een miniatuurschroevendraaier van min. (tegenwijzerzin)
naar max. (wijzerzin). Op max. moet de lamp zichtbaar branden. Meet eventueel de spanning. Regel de dimmer
zodat de groene LED niet meer oplicht. Dit punt stemt ongeveer overeen met de middenstand van de trimpoten-
tiometer. Herhaal deze handeling voor elk kanaal.
3.3. 'Preheat' en 'top set' waarden met stuursignaal op max. (10V)
top set min.
top set max.
preheat op min. 0V
230V
preheat op max. 180V
230V
3.4. 'Preheat' waarden met stuursignaal op min. (0V)
top set min.
top set max.
preheat op min. 0V
0V
preheat op max. 80V
80V
4. WERKING EN GEBRUIK
4.1. Aan /uit-knop (ON)
De aan/uit-knop bedient een interne contactor. Het toestel kan elektrisch uitgeschakeld worden met uitzondering
van de elektronica die de voedingsingang bewaakt (zie '4.9. Beveiliging van de 400V-voeding'). De contactor
onderbreekt enkel de drie voedingsfasen. De nulleider wordt niet onderbroken. Als de voeding van het toestel
ingeschakeld is, licht de groene LED boven de knop op.
4.2. Reset-knop
De reset-knop wordt gebruikt om de dimmer terug in te schakelen nadat de kortsluitings- en overstroombevei-
liging geactiveerd werd (zie '4.3. Bedrijfs- en foutcontrole door LED's'). Met de reset-knop wordt elke kring die
in beveiligingsmode is, terug ingeschakeld.
4.3. Bedrijfs- en foutcontrole door LED's
De dimmer is voorzien van een visuele controlefunctie per kring door middel van 3 LED's per kring aan de
voorkant van de dimmer.
Let wel: bij het inschakelen van de netvoeding zijn alle beveiligingssystemen actief (gele LED's lichten op). Ge-
durende een procedure die enkele seconden duurt, worden ze één voor één uitgeschakeld. De dimmer reageert
niet op het signaal van de afstandsbediening zolang niet alle controles succesvol beëindigd zijn.
4.3.1. Groene LED links boven: elektronische bewaking van de voeding (zie '4.9. Beveiliging van de
400V-voeding')
Licht deze LED op, dan wordt de dimmer gevoed. Is deze LED gedoofd, dan is de voeding uitgeschakeld en kan
het toestel niet werken.
Van boven naar onder:
groen
geel
overspanningsbeveiliging
rood
overstroombeveiliging
4.3.2. LED 1 licht op (groen): indicatie van het stuursignaal
Is er een stuursignaal aanwezig, dan volgt deze LED de intensiteit van het stuursignaal.
4.3.3. LED 2 licht op (geel): overspanningsbeveiliging
Licht deze LED op, dan is de overspanningsbeveiliging actief (vanaf 450V). Deze beveiliging schakelt de dimmer
niet uit, maar beperkt de spanning die door de dimmer vloeit. In de praktijk wordt de intensiteit van de verlichting
beperkt (= gedimd).
- kortstondige activering: kan wijzen op een overgangs- of tijdelijke overspanning.
- de dimmer blijft in beveiliging: de fout moet opgezocht en verbeterd worden. Indien abnormale inductiepieken
optreden, zal de spanning automatisch beperkt worden. Dit kan vb. te wijten zijn aan een plots defect in een
magnetische transformator, een open secundaire wikkeling van een transformator (onbelaste transformator
door einde van de levensduur van de lampen...).
- de beveiliging is constant geactiveerd: kan wijzen op een te hoge inductiviteit van de belasting. In dit geval volstaat
het één of meerdere condensatoren in parallel te verbinden over de belasting. Gebruik vb. een condensator
van 1 microFarad, 250VAC, klasse X-2 om een transformator van 12V 50VA te compenseren.
4.3.4. LED 3 licht op (rood): actieve overstroombeveiliging
Licht deze LED op, dan is de overstroombeveiliging actief. De beveiliging beperkt de stroom die door de dimmer
vloeit tot 55A. In de praktijk wordt de intensiteit van de verlichting beperkt (= gedimd). Deze beveiliging kan in
o.a. volgende gevallen optreden:
nv Niko sa
stuursignaal
Industriepark West 40, BE-9100 Sint-Niklaas, Belgium — tel. +32 3 760 14 70 — fax +32 3 777 71 20 — e-mail: support@Niko.be — www.niko.be
Inschakelpieken:
Als de lampen koud ingeschakeld worden, zorgt deze beveiliging voor het traag inschakelen van de lamp. De
lampen worden op die manier voorverwarmd voor ze volledig ingeschakeld worden. De inschakelsnelheid is
afhankelijk van drie factoren:
- de weerstand van de belasting (afhankelijk van het type lamp)
- de temperatuur van de lamp (hoe meer voorverwarming, hoe sneller de dimmer reageert, zie '3.2. Trimmer 2:
minimum of preheat')
- de totale belasting (hoe kleiner de belasting t.o.v. het max. toelaatbaar vermogen van de dimmer, hoe sneller
de inschakeltijd)
Kortsluiting:
Als er een kortsluiting optreedt, zal de desbetreffende kring automatisch uitgeschakeld worden. De dimmer
schakelt automatisch terug in als de kortsluiting verdwenen is binnen de 2s. Indien de kortsluiting langer duurt,
moet de reset-knop gebruikt worden (zie '4.2. Reset-knop').
Let wel: deze beveiliging is geen beveiliging voor personen. Een externe automatische beveiliging moet steeds
voorzien worden. Enkel het onderbrekingsvermogen van de automaat heeft belang voor de bedrijfszekerheid
van de dimmer, alle andere karakteristieken niet.
4.4. Temperatuursbeveiliging (overtemperature)
De dimmer is voorzien van twee gemeenschappelijke indicaties door middel van LED's aan de frontzijde.
Knippert de rechter (rode) LED, wijst dit op de temperatuursbeveiliging. De temperaturen van het linker (kringen
1 tot 3) en het rechter (kringen 4 tot 6) koelvlak worden afzonderlijk gemeten en beveiligd. Als de temperatuur
van het desbetreffende koelvlak boven de 75°C stijgt, wordt deze groep uitgeschakeld. De rode LED duidt deze
beveiliging aan en de 3 groene LED's duiden de groep aan (LED's 1 tot 3 en/of 4 tot 6 uitgeschakeld).
4.5. Thermische beveiliging transistoren
Om de veiligheid optimaal te waarborgen, is elke vermogenstransistor afzonderlijk beschermd door een thermische
schakelaar. Als de transistor door defect te warm wordt, schakelt deze thermische beveiliging de contactor uit.
Het toestel wordt dan volledig uitgeschakeld. Regel de stuursignalen naar 0 en schakel de dimmer opnieuw in
met de aan/uit-knop (zie '4.1. Aan/uit-knop'). Na herinschakeling zijn er twee mogelijkheden:
- de defecte kring blijft constant aan: transistor moet vervangen worden
- de kring werkt niet meer: thermische beveiliging en transistor moeten vervangen worden.
Koppel de belasting onmiddellijk los tot de herstelling uitgevoerd is.
4.6. Stuursignalen
4.6.1. Stuursignaal 0/10V
Standaard (default) instelling van het stuursignaal. In deze instelling zal de dimmer een spanningsstuursignaal van 0
tot 10V aanvaarden volgens de IEC 1131-2 norm. Van 0 tot 10V is een lichtregeling mogelijk van 0 tot 100%.
4.6.2. Stuursignaal 1/10V
Elke stuurkring kan afzonderlijk naar 1/10V-stuursignaal omgeschakeld worden door middel van een intern contact
(zie fig. 1). In deze positie werkt de dimmer via een stroomstuursignaal van 1 tot 10V volgens de EN60929 norm.
Van 0 tot 1V is er geen lichtregeling. Van 1 tot 10V is een lichtregeling mogelijk van 0 tot 100%. Onder de 1V
wordt de dimmer uitgeschakeld (functioneert als solid-state relais).
4.6.3. Testfunctie
Eerste mogelijkheid: gebruik de min. instelling als regelpotentiometer (zie '3.2. Trimmer 2: minimum of pre-
heat').
Tweede mogelijkheid: gebruik de interne contacten (deze testfunctie mag enkel door technisch personeel
uitgevoerd worden volgens de opgegeven volgorde):
1 Onderbreek de voedingsspanning
2 Koppel het stuursignaal los (maak de connector los: zie '4.6.4. Aansluiting stuursignalen')
3 Stel het stuursignaal in in 1/10V-mode (zie '4.6.2. Stuursignaal 1/10V')
Na inschakeling zal de dimmer langzaam opdimmen tot 100% om daarna constant aan te blijven. Deze functie
kan tevens dienen als werfverlichting.
4.6.4. Aansluiting stuursignalen
De aansluiting gebeurt via een genormaliseerde vrouwelijke sub-d connector van 15 contacten. Deze connector
wordt meegeleverd.
Contact nr.
Functie
1
stuursignaal kring 1
2
stuursignaal kring 2
3
stuursignaal kring 3
4
stuursignaal kring 4
5
stuursignaal kring 5
6
stuursignaal kring 6
12
voedingsuitgang 24V max. 20mA voor externe sturing
15
0V (gemeenschappelijk)
Opgelet: verbind de niet-gebruikte contacten niet! Dezelfde contacten worden ook gebruikt voor 1/10V-stroom-
sturing (zie '4.6.2. Stuursignaal 1/10V'). Respecteer de polariteit. Verwissel '-' en '+' nooit bij doorverbinding van
meerdere dimmers aan eenzelfde stuuruitgang. De stuuringang is galvanisch gescheiden. Stroomsturingssignalen
kunnen ENKEL doorverbonden worden aan de dimmerzijde. Het is niet mogelijk om een dimmer tegelijkertijd aan
te sluiten op meerdere 1-10V-stuuruitgangen (vb. meerdere elektronische potentiometers). Het is wel mogelijk om
meerdere dimmers aan te sluiten op 1 sturing. Spanningsstuursignalen kunnen STEEDS doorverbonden worden.
Dimmers kunnen in parallel aangesloten worden aan meerdere 0-10V-stuursystemen. Alleen in dit geval zijn alle
combinaties mogelijk (hoogste signaal heeft voorrang).
Waarschuwing: de dimmers worden door een bediening van de sturing nooit elektrisch van het net gescheiden.
Alle delen, inclusief de lampen blijven dus onder spanning ook al is het licht 'uit'. Signalen die via het net gestuurd
worden kunnen de werking van de dimmer storen.
4.7. +24V-laagspanningsvoedingsuitgang
Pen nr. 12 van de sub-d connector is voorzien van een laagspannings-voedingsuitgang: deze voeding kan gebruikt
worden om een externe sturing te voeden: max. belasting 20mA., nominale spanning 24VDC.
4.8. Netaansluitingen
De dimmer wordt geleverd met een voedingskabel 4 x 4mm
aangesloten op de contactor.
3 x zwart:
400V fase (voeding)
blauw:
400V nulleider (voeding)
rechtstreeks via rijgklem
geel/groen:
aarding
rechtstreeks via rijgklem
Opgelet: bij eventuele vervanging van de kabel moet nagezien worden of de bijkomende bedrading voor de
voedingsbewakings-elektronica (zie '4.9. Beveiliging van de 400V-voeding') samen met de voedingsdraden terug
in dezelfde klemmen aangespannen worden. Kijk voor het inschakelen na of alle verbindingen goed aangespannen
zijn. Bij onderhoud van de installatie moet de drukkracht op de klemmen nagezien worden. Een trekontlasting
voor alle binnenkomende en vertrekkende kabels moet voorzien zijn in het elektrisch verdeelbord.
4.9. Beveiliging van de 400V-voeding
De dimmer is voorzien voor een voedingsspanning van 3 x 400V en een nominale spanning van 230V tussen
fase en nulleider. Een elektronisch circuit bewaakt de ingangsspanning en bedient de contactor die de voeding
verbindt met alle andere componenten. De contactor wordt automatisch ingeschakeld na de routinecontrole en
de groene LED rechts boven licht op. De contactor wordt automatisch uitgeschakeld en de groene LED dooft
als een fout optreedt zoals:
- verkeerde verbinding van de fase of nulleider;
- verkeerde spanning tussen fase en nulleider (m.a.w. andere spanning aanwezig dan 230V).
+ 4mm
met een lengte van 1,5m. Deze is intern
2
2
via contactor
PM127-099R07103