apparaat opnieuw in op dit nieuwe achergrondsniveau. Beweeg het apparaat in de richting
van hogere gasconcentraties (aangegeven door de toenemende tiksnelheid) tot het lek is
opgespoord.
Het 'Punt-licht' maakt het mogelijk de omgeving van het lek te zien in een donkere
omgeving.
Wanneer het instrument in een lawaaiige omgeving gebruikt wordt, kunt u de rode LED
raadplegen, die sneller gaat knipperen naarmate de tiksnelheid oploopt. De optionele
hoofdtelefoon kan aan de zijkant in het apparaat geplugd worden als er sprake is van veel
achtergrondlawaai of als de gebruiker andere menden niet wil storen. Dit schakelt tevens de
luidspreker uit.
Indien de tiksnelheid oncontroleerbaar wordt, is het wellicht nodig de sensor te vervangen.
De detector reageert op sommige oplossingen die gebruikt worden om lekkages op te
sporen (bijvoorbeeld zeep). Gebruik de detector daarom het eerst. Indien blootgesteld aan
sommige gassen kan de detector enige tijd nodig hebben om weer normaal te functioneren.
4
De batterij vervangen
Neem het deksel van de batterijruimte af, aan de achterzijde van het apparaat.
Vervang de 9-volt batterij. Gebruik altijd een lithium of alkaline batterij. Controleer of de
batterijen met de juiste polariteit op de juiste wijze geplaatst zijn.
Plaats het deksel van de batterijruimte terug en klik het dicht.
5
Electromagnetische Compabiliteit
De Europese Raad eist bij besluit 89/336/EEC dat electronische uitrusting geen verstoringen in het
electromagnetisch veld boven een vastgestelde norm mag veroorzaken en over voldoende mate
van immuniteit dient te beschikken om het te bedienen zoals bedoeld. De specifieke normen die
betrekking hebben op dit product zijn in de appendix gespecificeerd.
Omdat er veel electronische producten in gebruik zijn genomen voor dit besluit van de Europese
Raad waarvan de electromagnetische straling mogelijk de vastgestelde normen overschrijdt is het
in voorkomende gevallen wenselijk om de detector te controleren voor gebruik. Volg daartoe de
volgende procedure:
Schakel het apparaat op de gebruikelijke wijze in, in de omgeving waar normaliter met het
apparaat gewerkt wordt.
Schakel alle electrische apparaten in de nabijheid, die mogelijk tot storing zouden kunnen
leiden, in.
Controleer of alle meetgegevens zijn zoals te verwachten valt. (Een zekere mate van
verstoring in de meetgegevens is acceptabel). Indien dit niet het geval is, wijzig de positie van
het apparaat zo dat de verstoring minimaal is, of schakel, indien mogelijk, de storende
apparaten uit voor de duur van de test.
Op het moment van schrijven van deze handleiding (December 2002) is niet bekend met enige in
het veld voorgekomende situatie waarbij een dergelijke verstoring is opgetreden en dit advies
wordt dan ook alleen gegeven om aan de eisen van het Besluit van de Europese Raad te voldoen.
6
Sensor Filter en Sensor Vervanging
De sensor is gehuisvest in de punt van de zwanehalscontructie.
Vervang de sensor als volgt:
Schakel het apparaat uit.
Verwijder de bovenste helft van de sensorbehuizing. Naar één kant drukken vergemakkelijkt
het wegnemen.
Duw voorzichtig het LED van het 'puntlicht' naar één kant om bij de sensor te kunnen
komen. De sensor is een klein zilverkleurig busje.
24
NEDERLANDS