nld
VOORZICHTIG
De trillingsemissiewaarde kan zich tijdens gebruik van het apparaat van de
aangegeven waarde onderscheiden, afhankelijk van de manier en wijze waarop
het apparaat gebuikt wordt. Afhankelijk van de feitelijke gebruiksomstandigheden
(intermitterend) kan het noodzakelijk zijn veiligheidsmaatregelen te nemen voor
bescherming van de gebruiker.
1.9. Zuig- en drukslang
Slanglengte
Slangdiameter
Slangaansluiting, beide kanten
Temperatuursbestendigheid
2. Ingebruikname
2.1. Elektrische aansluiting
WAARSCHUWING
Neem de netspanning in acht! Alvorens de elektrische vul- en spoeleenheid
aan te sluiten, dient te worden gecontroleerd of de spanning die op het type-
plaatje is aangegeven, overeenkomt met de netspanning. Gebruik uitsluitend
contactdozen/verlengkabels met correct functionerende randaarding. Op
bouwplaatsen, in vochtige omgevingen, in binnen- en buitenruimten of bij
soortgelijke opstellingen mag de elektrische vul- en spoeleenheid uitsluitend
op het net worden aangesloten via een aardlekschakelaar die de stroomtoevoer
onderbreekt zodra de lekstroom naar de aarde gedurende 200 ms de 30 mA
overschrijdt.
2.2. Aansluiting van de elektrische vul- en spoeleenheid op de zonne-energie-
installatie
Sluit één van beide slangen op de aansluiting drukleiding (1) aan. Sluit de 2e
slang aan op de aansluiting retourleiding (2) aan de kunststof tank (3). Sluit
het vrije uiteinde van de druk- resp. retourleiding aan op de kogelkranen van
de zonne-energie-installatie en draai de kogelkranen open. Sluit de verbin-
dingsklep tussen de beide kogelkranen van de zonne-energie-installatie. Vul
de kunststof tank (3) met pompmedium en draai de kogelkraan (4) open. Steek
de netstekker van de elektrische vul- en spoeleenheid in een contactdoos met
randaarding.
VOORZICHTIG
Gevaar voor letsel door wegspuitend pompmedium. Schroef slangverbin-
dingen vast aan en controleer regelmatig de dichtheid.
2.3. Schroefdeksel met retouraansluiting ¾" en fijnfilterzak 70 μm (toebehoren
art.-nr. 115220, fig. 3)
Schroefdeksel (6) afnemen. De binnenplaat van het schroefdeksel (6) door de
adapter (10) vervangen. Het schroefdeksel (6) met de adapter op de kunststof
tank schroeven. Het fijnfilter in de opening van de adapter plaatsen, het
schroefdeksel met retouraansluiting ¾" op de adapter schroeven, de retourlei-
ding op de retouraansluiting schroeven, sluit de aansluiting retourleiding (2).
2.4. Fijnfiltereenheid met groot vuilreservoir (toebehoren art.-nr. 115323,
fig. 4)
De fijnfiltereenheid op de aansluiting retourleiding (2) bevestigen, de retourlei-
ding met de fijnfiltereenheid verbinden.
2.5. Omkeerklep voor alternatief aanzuigen van het pompmedium vanuit een
ander reservoir (toebehoren art.-nr. 115325, fig. 5)
De leiding van de kunststof tank (3) naar de pomp aan de kogelkraan (4)
afschroeven en de omkeerklep voor het alternatieve aanzuigen van het pomp-
medium op de kogelkraan (4) vastschroeven. Een aftakking aan de T-stuk met
de leiding naar de pomp verbinden, op de andere aftakking aan het T-stuk een
leiding naar een ander reservoir aansluiten. De stroomrichting met de klepgreep
regelen.
2.6. Omkeerklep stroomrichting (toebehoren art.-nr. 115326, fig. 6)
De omkeerklep stroomrichting dient voor de verwijdering van afzettingen en
slib in zonne-energie-installaties en vloerverwarmingen. De omkeerklep stroom-
richting met aansluiting (P) vastschroeven op de aansluiting drukleiding (1).
De aansluiting (R) van de omkeerklep stroomrichting en de aansluiting retour-
leiding (2) met de bijgeleverde EPDM-slang ½" T100 verbinden. Met de beide
bij REMS Solar-Push behorende slangen ½" worden de beide aansluitingen
'solar station' aan de omkeerklep stroomrichting met de aftakkingen aan de
zonne-energie-installatie verbonden. Door de hendel aan de omkeerklep
stroomrichting te verdraaien, worden drukleiding en retourleiding naar en van
de zonne-energie-installatie omgekeerd. Door de hierbij optredende drukstoten
worden afzettingen en slib losgemaakt.
3. Bedrijf
Schakel de pomp van Solar-Push K 60 pas in, als hij helemaal met vloeistof
gevuld is. Laat de pomp niet droog lopen! Werkwijze voor het vullen bij Solar-
Push K 60: De kunststof tank (3) moet met vloeistof gevuld zijn. Druk- (1) en
retourleiding (2) moeten aangesloten zijn. Draai de kogelkraan (4) open. Open
de ontluchtingsschroef (9). Zodra vloeistof ontsnapt, moet de ontluchtingsschroef
(9) weer worden gesloten.
De pomp van Solar-Push I 80 zuigt ook droog aan.
PVC-
EPDM-
EPDM-
geweven
geweven
geweven
slang
slang
slang
T60
T100
T165
3 m
3 m
3 m
½"
½"
½"
¾"
¾"
¾"
≤ 60°C
≤ 100°C
≤ 165°C
Schakel de pomp in met de aan-uitschakelaar (5). Open het schroefdeksel (6)
aan de kunststof tank (3) en neem het weg, om de lucht uit het systeem te laten
ontsnappen. Controleer het vloeistofpeil in de kunststof tank en vul indien nodig
pompmedium bij, zodat er geen lucht in het zonne-energiecircuit terechtkomt.
Spoel het zonne-energiecircuit met het pompmedium. Controleer aan het
kijkglas van het fijnfilter (7) of via de grote opening van de kunststof tank (6) of
er nog luchtbellen in het pompmedium zijn. Ga door met het spoelproces tot
zich geen lucht meer in het pompmedium bevindt.
Sluit de druk- en retourleiding van beide pompen niet langer dan 60 s, omdat
de pompen anders te warm lopen en beschadigd worden.
Schakel na de beëindiging van het vul- en spoelproces de pomp (5) uit. Sluit
de kogelkranen aan de zonne-energie-installatie, open de verbindingsklep
tussen de beide kogelkranen van de zonne-energie-installatie. Sluit de kogelkraan
(4). Bij REMS Solar-Push I 80 dient de druk in de drukleiding te worden afge-
bouwd door de drukontlastingsklep (8) te openen. Bij REMS Solar-Push K60
dient de druk in de drukleiding te worden afgebouwd door het kijkglas aan het
fijnfilter (7) iets los te schroeven. De drukontlastingsklep (8) is als toebehoren
bij REMS Solar-Push K 60 leverbaar.
VOORZICHTIG
Gevaar voor verbranding bij hoge temperatuur van de pompmedia. Vul
de installatie uitsluitend in koude toestand, dek indien nodig de zonnecollectoren
af.
Schroef de druk- en retourleiding eerst aan de vul- en spoeleenheid los. Verbind
open slanguiteinden met een verbindingsstuk, bijv. dubbele nippel ¾", om
druppelen of uitlopen van pompmedium tijdens het transport te voorkomen.
LET OP
Voorkom milieuschade door uitlopend pompmedium. Weglopend pomp-
medium moet direct worden opgevangen en volgens de geldende nationale
voorschriften worden verwijderd.
Voor het spoelen van sterk verontreinigde installaties, bijv. vloerverwar-
mingen, en voor het verwijderen van aanslag, dient de fijnfiltereenheid met
groot vuilreservoir (toebehoren) (zie 2.4.) of het schroefdeksel met retouraan-
sluiting ¾" en fijnfilterzak 70 μm (toebehoren) (zie 2.3.) te worden gebruikt.
LET OP
Vorstgevaar: Als de pomp wordt blootgesteld aan temperaturen ≤ 5°C, moeten
de pompcilinder, de kunststof tank en de slangen volledig worden geleegd, om
schade te voorkomen. Dit is ook aan te bevelen bij langer niet-gebruik bij
normale temperaturen.
4. Onderhoud
Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de netstekker worden
uitgetrokken! Deze werkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd
vakpersoneel worden uitgevoerd.
4.1. Onderhoud
WAARSCHUWING
Vóór onderhoudswerkzaamheden altijd de netstekker uittrekken!
Reinig de pomp regelmatig, om te voorkomen dat de pompdelen gaan vast-
plakken, met name wanneer de pomp langere tijd niet wordt gebruikt. Bewaar
de pomp vorstvrij. Controleer voor elk gebruik de slangen, slangverbindingen
en afdichtingen op beschadigingen. Gebruik geen beschadigde slangen en
afdichtingen.
Controleer het fijnfilter van de pomp regelmatig via het kijkglas (7) op veront-
reiniging en reinig het indien nodig. Schroef hiervoor het kijkglas (7) aan het
fijnfilter af, neem de filterzeef weg en reinig beide onder stromend water of met
perslucht. Vervang een beschadigd filter.
Reinig kunststof onderdelen (bijv. de kast) uitsluitend met de machinereiniger
REMS CleanM (art.-nr. 140119) of met milde zeep en een vochtige doek.
Gebruik geen huishoudelijke reinigingsmiddelen. Deze bevatten allerlei chemi-
caliën die kunststof onderdelen kunnen beschadigen. Gebruik voor de reiniging
in geen geval benzine, terpentijnolie, thinner of dergelijke producten.
Zorg ervoor dat vloeistoffen nooit op of binnen in de motor van de pomp kunnen
terechtkomen.
4.2. Inspectie / onderhoud
Deze werkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd vakpersoneel en
alleen met originele reserveonderdelen worden uitgevoerd.
nld