Vervangen door een voorhanden ELFAMATIC µC 2100
Het apparaat moet volgens het schakelschema aangesloten
worden.
Demontage
Voor demontage van de besturing het bovendeel van de sokkel
losmaken (zoals hiervoor beschreven) en aansluitleidingen
afklemmen.
Dan de sokkel zoals hierna afgebeeld van de rails losmaken.
Sensor
De plaats van inbouw van de weersensor dient als regel volgens volgende criteria gekozen te
worden:
Montage volgens de volgende afbeelding;
●
Hoogte minstens 2,5 m boven het aardoppervlak;
●
Bij voorkeur moet de gebouwzijde gekozen worden waaraan de belangrijkste gebruiksvertrekken
●
liggen (zo mogelijk geen noordzijde);
Voldoende afstand tot deuren, ramen, vensters, ventilatiekanalen etc.
●
De leiding tussen sensor en besturingsapparaat moet voor de netspanning geschikt zijn.
2.3.2 Elektrische aansluiting
De klembezetting staat in de volgende tabel.
Voorcontrole
Isolatiecontrole van alle leidingen (zonder verbruikers)
●
Weerstandsmeting (draaiknop van de oplaadregelaar op de verwarmingsapparaten helemaal tot
●
aan rechter aanslag zetten)
1.
Op Z1 en Z2 van de ELFAMATIC µC 3000:
R= 176 Ω ... 100 kΩ
De gemeten weerstand mag niet kleiner zijn dan 176 Ω.
2.
Op W1 en W2 van de ELFAMATIC µC 3000:
Weersensor
R = zie tabel op pagina 52
Let op sensorcode-instelling!
Netspanning inschakelen en tussen L en N meten
●
LF-vrijgave simuleren en spanning tussen LF en N meten
●
Netspanning uitschakelen
●
Het huisbovendeel op de sokkel zetten.
Sensorinbouw
Metselwerk
Normaal metselwerk of metselwerk met
binnenisolatie: Sensorlichaam gelijk met
pleisterwerk of max. 10 mm uitstekend boven
pleisterwerk.
Warmte-isolatie
Weersensor
∅11,5 mm
(gat ∅12 mm)
max. 10 mm
Pleisterwerk
Voor de installateur
Reservezekering
Beton
Warmte-isolatie
Voorgehangen en achtergeventileerde
façade: Sensorlichaam zit tot de helft
in het luchtkanaal.
Weersensor
∅11,5 mm
(gat ∅12 mm)
Beton, eterniet etc.
Lucht
61