3. INSTALLATIE INSTRUCTIES
1. Draag het apparaat naar de plaats van installatie en haal het uit de
verpakking.
2. Controleer of het apparaat zich in een vaste staat bevindt. Als er
schade is, moet u deze situatie onmiddellijk aan uw dealer melden
en als u enige twijfel hebt, gebruik het apparaat dan niet zonder het
te laten controleren door een expert.
3. Verwijder het beschermende nylon op het apparaat. Als er
materiële overblijfselen achterblijven op het oppervlak, reinig ze
dan met een handige dissolver. (Bijvoorbeeld Henkel-Helios)
4. Plaats het apparaat indien mogelijk in de buurt van een
wateraansluiting en afvoer van afvalwater.
4. WATERAANSLUITING
1. Verbind uw apparaat normaal met het stadswater. U kunt hem
echter ook aansluiten op de warmwateringang om elektriciteit te
besparen.
2. Voer de verbinding tussen het apparaat en de kraan uit met de
meegeleverde flexibele slang.
3. Om ervoor te zorgen dat het apparaat correct werkt, moet het
ingangswater 7,5 hardheid en min. 2 bar, max. 4 bar druk zijn.
4. Gebruik geen oude of gebruikte watertoevoerslang op het nieuwe
product.
WAARSCHUWING:
Afvoerpijp moet worden aangesloten op een afvoer op een hoogte van 50 mm vanaf de grond
voor basismodelapparaten en bij max. 700 mm vanaf de grond voor de apparaten met pomp om
een betrouwbare waterstroom te handhaven.
Voor een langere levensduur en efficiëntie van uw apparaat, bevestigt u een kalkverwijderaar aan de
wateringang. Anders zal de kalkaanslag die zich op de binnen oppervlakken van de ketel en de pomp zal
ophopen, voorkomen dat het apparaat efficiënt werkt.
Voor uw veiligheid moet u de waterinlaatkraan aan het einde van het wasprogramma uitschakelen.
5. STROOMAANSLUITING
1. De installatie en de stroomaansluiting van het apparaat moeten worden uitgevoerd door bevoegd personeel
volgens de normen.
2. Het apparaat moet worden aangesloten op een netwerk dat voldoet aan de standaarden voor DIN VDE 0100-
stroomvoorziening.
3. Gebruik van een H07 RN-F-kwaliteit 3x2,5 mm2 profielkabel is noodzakelijk voor de lijn van de
stroomaansluiting.
4. Het apparaat moet worden aangesloten op een hoofdschakelaar (contactafstand 3 mm of meer) en op een
gezekerde isolator.
5. Spanningstolerantie ± mag niet hoger zijn dan 10%.
6. Er moet een zekering van maximaal 25A op de invoerlijn van het apparaat worden geplaatst.
7. We raden het gebruik van een defect reststroomapparaat van 30 mA aan.
8. Het apparaat moet absoluut worden geaard. Hiervoor moet rekening worden gehouden met DIN VDE 0100
clausule 540. Aardingsschroef wordt aangegeven in het gedeelte linksonder met de "
WAARSCHUWING:
Maak geen verbindingen met verlengsnoeren of multistekkers. Een beschadigd netsnoer moet door de bevoegde
service worden vervangen. Ons bedrijf is niet verantwoordelijk voor enige schade die kan optreden in geval van
gebruik met een aarding die onverenigbaar is met lokale regelgeving.
www.combisteel.com
" tag.
11