3) Installatie
!
De installatie dient door gekwalificeerd personeel uitgevoerd te worden waarbij de wetten, voorschriften en regels en wat
in deze aanwijzingen staat, in acht dienen te worden genomen.
3.1) Controles vooraf
Voordat u met de installatie begint, dient u onderstaande controles
uit te voeren:
• Vergewis u ervan dat al het te gebruiken materiaal in een optimale
staat is en geschikt is voor gebruik alsook conform de voorschrif-
ten is.
• Controleer of de structuur van de poort ervoor geschikt is geauto-
matiseerd te worden.
• Controleer of de punten van bevestiging van de diverse inrichtin-
gen zo gekozen zijn dat er niet tegen aan gestoten kan worden en
of de bevestigingsvlakken stevig genoeg zijn..
• Breng alleen in de onderkant van de besturingseenheid speciale
kabelklemmen of doorvoerbuizen aan; om geen enkele reden
mogen er in de zijwanden of bovenwand boringen gemaakt wor-
den. De kabels mogen de besturingseenheid alleen van beneden
af binnenkomen!
• Zorg ervoor dat er geen enkel deel van het automatisme in water
of een andere vloeistof terecht kan komen.
• Houd A6 – A6F – A700F uit de buurt van relevante warmtebron-
nen en open vuur. Breng ze ook niet in ruimten waar ontploffings-
gevaar bestaat of waar de omgeving bijzonder zuur of zout is.
3.2) Bevestiging
Steek de twee schroeven in de speciale boringen bovenaan en laat ze in de geleider glijden, zoals u dat kunt zien op afb. 3A waarbij u ze
gedeeltelijk aandraait. Draai de besturingseenheid 180° om en doe hetzelfde met de twee andere schroeven. Bevestig de besturingseenheid
aan de wand.
Breng de dekplaat op de gewenste zijde aan (met opening rechts of links), druk krachtig in de richting van de pijlen.
Druk, om de dekplaat te verwijderen, met een schroevendraaier op het punt waar hij vastzit, en duw daarbij tegelijkertijd naar boven.
3a
3.3) Schema voor de aansluitingen
Nadat u dan de besturingseenheid, de aandrijvingen, de daarbijbehorende bedieningselementen (sleutelschakelaar of toetsenpanelen) en veilig-
heidselementen (noodstop, fotocellen, contactlijsten en knipperlicht) hebt geïnstalleerd, kunt u overgaan tot het verrichten van de elektrische aan-
sluitingen volgens onderstaande aanwijzingen.
!
Om bij aansluitingswerkzaamheden van componenten zowel op laagspanning (230 - 120 Vac ) als op zeer lage spanning (24 V) of bij het
aanbrengen van de verschillende kaarten, de veiligheid van de technicus te garanderen en schade aan de verschillende componenten te
voorkomen, geldt het volgende:
De besturingseenheid mag absoluut niet onder spanning staan.
Wij herinneren u er bovendien aan dat de ingangen van de contacten van het type Normaal gesloten (NC), indien niet gebruikt, via een brug
verbonden dienen te worden; als er voor dezelfde ingang meerdere contacten zijn, dan worden die onderling SERIEEL geschakeld, terwijl de
ingangen van de contacten van het type Normaal open (NO), indien niet gebruikt, onderling PARALLEL geschakeld dienen te worden. Het is
absoluut noodzakelijk dat het mechanische contacten zijn en contacten zonder enige potentiaal; er zijn geen aansluitingen toegestaan zoals
die welke als "PNP", "NPN", "Open Collector" etc. etc gedefinieerd worden.
Voer de nodige aansluitingen uit volgens het schema van afb. 4 en de daaropvolgende beschrijving van de aansluitingen.
!
Wij herinneren u er aan dat er precieze regelgeving is die nauwgezet opgevolgd dient te worden zowel voor wat betreft de veiligheid van
elektrische installaties als voor wat betreft de automatische poorten!
90
3b
Anders zouden A6 – A6F – A700F schade kunnen oplopen of zou-
den er storingen of gevaarlijke situaties kunnen ontstaan.
• Indien er in de vleugel een kleinere toegangsdeur is of een deur in
het manoeuvregebied van de deur, dient u zich ervan te vergewis-
sen dat deze de normale loop niet belemmert, en indien dit wel het
geval is, voor een adequate blokkering te zorgen.
• Sluit de besturingseenheid aan op een toevoerleiding voorzien van
aarding.
• De leiding van de elektrische stroomvoorziening dient door een
adequate thermomagnetische en differentiaalschakelaar beveiligd
te zijn
• Op de toevoerleiding van het elektriciteitsnet dient er een schei-
dingsschakelaar te worden aangebracht (met overspanningscate-
gorie III, d.w.z. een afstand van tenminste 3,5 mm tussen de con-
tacten) of een gelijkwaardig systeem, bijvoorbeeld een contact-
doos met bijbehorende stekker. Als de scheidingsschakelaar niet
in de buurt van de automatisering is, moet er een blokkeringssys-
teem voorzien worden, zodat het onmogelijk is per ongeluk of
onbevoegd de aansluiting tot stand te brengen.
3c
3d