8.3 Membraan vervangen
Na het vervangen van een membraan moet de sensor altijd opnieuw worden gekalibreerd. Laat de
sensor in de meetfase gedurende 30 minuten bezinken om metingen te kunnen stabiliseren voordat
u de sensorkalibratie uitvoert.
8.3.1 Het membraan verwijderen
Het wordt aanbevolen de sensor op zijn plaats in het instrument te laten bij het vervangen van het
membraan. Het is niet nodig deze te verwijderen.
Om te voorkomen dat vloeistof in contact komt met de TC-sensorchip via het spoelpad, controleert u
of de doorstroomkamer volledig vrij is van vloeistofmonster. Verwijder vervolgens de
doorstroomkamer van de sensor door de borgmoer van de doorstroomkamer linksom te draaien en
de kamer voorzichtig van de sensor te tillen. Raadpleeg
Om het membraan te verwijderen, volgt u de onderstaande stappen:
Er wordt een thermistor op de bovenkant van de sensor (positie nr. 1)
gebruikt voor het meten van de monstertemperatuur en er wordt een
luchtkanaal (positie nr. 2) gebruikt voor de spoelgasinlaat. Buigen of
beschadig deze onderdelen niet door te proberen de
doorstroomkamer van de sensor te draaien.
Schroef de dop los met het in de onderdelenkit meegeleverde hulpmiddel.
Verwijder nooit de beschermdop, tenzij u van plan bent het membraan te
vervangen.
Trek de membraanbevestigingsring met het in de onderdelenkit
meegeleverde hulpmiddel omhoog.
Verwijder het oude membraan en gooi het weg.
8.3.2 Het membraan installeren
Volg de onderstaande stappen om het nieuwe membraan te installeren:
176 Nederlands
L E T O P
L E T O P
Apparaatoverzicht
op pagina 157.