Weergave van de opgeslagen waarden
De bloeddrukmeter slaat automatisch de bloeddrukwaarden van de laatste 50 metingen op. Als alle
50 geheugenplaatsen bezet zijn, wordt telkens de oudste waarde gewist als u een nieuwe waarde
opslaat.
U kunt de inhoud van het geheugen als volgt weergeven:
• Druk op de toets „
", om een gebruikersgeheugen te kiezen en druk een paar maal op de
„M"-toets om van het ene naar het andere geheugen over te schakelen.
• De opgeslagen meetgegevens worden doorlopend opgeslagen.
• Om de bloeddrukmeter uit te schakelen drukt u opnieuw op de AAN/UIT/START-toets.
• Mocht u vergeten het apparaat uit te schakelen, dan schakelt het zich na een minuut zelf uit.
Waarden in het geheugen wissen: druk op de toets „
" om een gebruikersgeheugen te
kiezen en houd de „M"-toets ca. 5 seconden ingedrukt. De gegevens in de beide gebruikersgeheugens
1 en 2 worden ook gewist als een van de batterijen wordt verwijderd.
Foutoplossing
Foutmeldingen kunnen optreden als
• de bloeddrukwaarde buitengewoon hoog of laag is (in het display verschijnt „EE"),
• u tijdens het meten beweegt of praat (in het display verschijnt „EE"),
• het oppompen langer dan 20 seconden duurt (in het display verschijnt „E1"),
• de oppompdruk hoger dan 300 mmHg is (in het display verschijnt „E2"),
10