OPMERKING: Afhankelijk van de gebruiksomstan-
digheden en de omgevingstemperatuur, is het moge-
lijk dat de aangegeven acculading verschilt van de
werkelijke acculading.
Beveiligingssysteem voor
gereedschap/accu
Het gereedschap is uitgerust met een beveiligingssys-
teem voor gereedschap/accu. Dit systeem schakelt
automatisch de voeding naar de motor uit om de
levensduur van het gereedschap en de accu te verlen-
gen. Het gereedschap kan tijdens het gebruik automa-
tisch stoppen als het gereedschap of de accu aan één
van de volgende omstandigheden wordt blootgesteld:
Overbelastingsbeveiliging
Wanneer het gereedschap of de accu wordt gebruikt
op een manier waardoor een abnormaal hoge stroom
wordt getrokken, stopt het gereedschap automatisch en
knippert het lampje voor functie 1 groen. Wanneer dat
gebeurt, schakelt u het gereedschap uit en stopt u de
toepassing die ertoe leidde dat het gereedschap over-
belast raakte. Schakel vervolgens het gereedschap in
om het weer te starten.
Oververhittingsbeveiliging
Wanneer het gereedschap of de accu oververhit is,
stopt het gereedschap automatisch en brandt het
lampje voor functie 1 rood. Laat in dat geval het gereed-
schap en de accu afkoelen voordat u het gereedschap
opnieuw inschakelt.
Beveiliging tegen te ver ontladen
Als de acculading onvoldoende is, stopt het gereed-
schap automatisch en knippert het lampje voor functie
1 rood. In dat geval verwijdert u de accu vanaf het
gereedschap en laadt u de accu op.
Hoofdschakelaar
WAARSCHUWING:
kelaar uit indien niet in gebruik.
Om het gereedschap in te schakelen, drukt u op de
hoofdschakelaar. De lampjes voor functie 1 en functie 2
branden groen. Om uit te schakelen, houdt u de hoofd-
schakelaar ingedrukt totdat de lampjes voor functie 1 en
functie 2 uitgaan.
► Fig.17: (1) Lampje voor functie 1 (2) Lampje voor
functie 2 (3) Hoofdschakelaar
U kunt het gereedschap gebruiken in de zuigfunctie. In
de zuigfunctie is het zuigvolume lager dan in de nor-
male functie.
Wanneer u het gereedschap inschakelt, start het
gereedschap in de normale functie. Om het gereed-
schap in de zuigfunctie te gebruiken, drukt u op de
hoofdschakelaar wanneer het gereedschap is ingescha-
keld. Het lampje voor functie 2 gaat uit en alleen het
lampje voor functie 1 brandt groen. Wanneer u opnieuw
op de hoofdschakelaar drukt, keert het gereedschap
terug naar de normale functie en branden de lampjes
voor functie 1 en functie 2 groen.
Zet altijd de hoofdscha-
OPMERKING: Het lampje voor functie 1 knippert
groen als het gereedschap werkt onder onwerkbare
omstandigheden. Het lampje knippert onder één van
de volgende omstandigheden.
•
De trekkerschakelaar wordt ingeknepen terwijl
de bout van de ventilatorafdekking of die van de
zuigpijp niet stevig is vastgedraaid, of de bout
van de blaaspijp of die van het bochtstuk niet
stevig is vastgedraaid.
•
Het apparaat wordt ingeschakeld wanneer de
bedieningshendel niet volledig is teruggezet in
de uit-stand, of wanneer u de trekkerschakelaar
inknijpt.
OPMERKING: Dit gereedschap maakt gebruik van
de automatische uitschakelfunctie. Om onbedoeld
starten te voorkomen wordt de hoofdschakelaar auto-
matisch uitgeschakeld wanneer de trekkerschakelaar
niet wordt ingeknepen binnen een bepaalde tijdsduur
nadat de hoofdschakelaar is ingeschakeld.
De trekkerschakelaar gebruiken
WAARSCHUWING:
gereedschap aan te brengen, controleert u altijd
of de trekkerschakelaar correct werkt en na losla-
ten terugkeert naar de uit-stand.
► Fig.18: 1. Trekkerschakelaar
Om het gereedschap te starten, knijpt u gewoon de
trekkerschakelaar in. De snelheid neemt toe naarmate
u meer druk uitoefent op de trekkerschakelaar. Laat de
trekkerschakelaar los om te stoppen.
Cruise-controlfunctie
De cruise-controlfunctie stelt de gebruiker in staat om
een constante snelheid aan te houden zonder de trek-
ker in te knijpen. Om de snelheid te verhogen, draait
u de bedieningshendel naar voren. Om de snelheid te
verlagen, draait u de bedieningshendel naar achteren.
► Fig.19: 1. Bedieningshendel
Opbergen van de inbussleutel
Wanneer de inbussleutel niet wordt gebruikt, bergt u
hem op zoals afgebeeld zodat u hem niet verliest.
► Fig.20: 1. Inbussleutel
Beveiliging tegen onopzettelijk
herstarten
Als u het gereedschap inschakelt terwijl u de trekker-
schakelaar ingeknepen houdt of terwijl de bedienings-
hendel niet in de uit-stand staat, start het gereedschap
niet. Om het gereedschap te kunnen starten, laat u
eerst de trekkerschakelaar los en zet u de bediening-
shendel helemaal terug, en schakelt u vervolgens het
gereedschap in.
48 NEDERLANDS
Alvorens de accu in het