Houd de verbindingskabels van accessoires op laagspan-
ning en de bedieningskabels altijd gescheiden van de
voedingskabels. Gebruik gescheiden kabelmantels
4. INSTALLATIE VAN HET AUTOMATISCH SYSTEEM
4.1. CONTROLES VOORAF
Controleer, met het oog op de veiligheid van de gebruikers en
een correcte werking van het automatisch systeem, of aan de
volgende vereisten is voldaan:
de slagboom mag tijdens zijn beweging absoluut niet tegen
•
obstakels of in de lucht hangende spanningskabels komen.
de eigenschappen van de grond (in geval van een zuilmodel) of
•
van de wand (in geval van een wandmodel) moeten zodanig zijn
dat ze een stabiele en veilige bevestiging van het automatisch
systeem garanderen.
controleer of er een goede aarding is voor de elektriciteitsaan-
•
sluiting van het automatisch systeem.
controleer of de minimale beweegruimte, weergegeven in Fig.
•
5, in acht wordt genomen.
Als de waarde "X", aangegeven in Fig. 5, lager is dan 500
mm, is het VERPLICHT de aangegeven zone te beschermen
met een beschermingsvoorziening conform de norm UNI
EN 12978
4.2. INSTALLATIE OP EEN ZUIL
4.2.1. I
NMETSELEN VAN DE FUNDERINGSPLAAT
1.
Assembleer de funderingsplaat zoals aangegeven in Fig. 6.
2.
Maak een plint zoals aangegeven in Fig. 7.
De in de afbeelding aangegeven afmetingen van de plint
zijn de minimale afmetingen om de plaat op correcte wij-
ze te kunnen plaatsen. Deze afmetingen kunnen variëren
afhankelijk van het soort grond waarin de plaat moet wor-
den geplaatst.
3.
Metsel de funderingsplaat vast, zoals in Fig. 7, en leg daarbij een
of meerdere buizen aan waar de kabels doorheen kunnen
Op de funderingsplaat is een pijl afgebeeld; deze moet aan de
bovenkant zitten, ook zichtbaar zijn na de plaat te hebben
vastgemetseld, en naar het ontgrendelingsmechanisme
zijn gericht.
4.
Controleer met een waterpas of de plaat perfect horizontaal
is.
5.
Wacht tot het cement gehard is.
Fig. 4
Fig. 4
4.2.2. M
ONTAGE ZUIL
Als het cement eenmaal is gehard, kan worden overgegaan tot
de montage van de zuil en van het automatisch systeem, door
de volgende instructies te volgen:
1.
Verwijder de vier zeskan-
tschroeven en schroef
de vier bijgeleverde trek-
schroeven vast.
2.
Plaats de steunbuis, Fig. 8 rif.
, op de funderingsplaat.
3.
Plaats de kunststof behui-
zing erin, Fig. 8 ref.
laat hem op de grond steu-
nen.
De kunststof behuizing
kan niet op een later
moment worden aan-
gebracht.
4.
Plaats de bovenste plaat,
Fig. 8 ref.
, en laat daarbij
de verbindingskabels door
de vierkante armbevesti-
ging lopen, Fig. 8 ref.
laat ze er minstens 600 mm uitsteken.
5.
Draai de 4 bevestigingsmoeren vast.
Op de bovenste plaat staat een pijl, net als op de funde-
ringsplaat. Beide platen moeten in dezelfde richting zijn
georiënteerd.
Fig. 5
Fig. 5
4.2.3. P
LAATSING VAN HET MOTORDEEL
Na de montage van de zuil te hebben voltooid, gaat u over tot
het plaatsen en bevestigen van het motordeel:
1.
Draai de twee bevestigingsschroeven van de bovenkant van
de behuizing los, Fig. 9 ref.
9 ref.
.
2.
Draai de drie schroeven los, Fig. 9 ref.
van de kaart wordt afgesloten, Fig. 9 ref.
3.
Monteer de drie bijgeleverde kabelklemmen in de bijbehoren-
de gaten onder het motordeel Fig. 10 ref.
van de oriëntatie in Fig. 10.
4.
Steek de kabels die uit de zuil steken in de zojuist gemonteerde
kabelklemmen, en laat ze ongeveer 20 cm uit de centrale
ruimte steken.
5.
Draai de kabelklemmen vast.
Fig. 6
Fig. 6
33
, en
, en
, en verwijder de behuizing, Fig.
, waarmee het deksel
.
, met inachtneming
Fig. 9
Fig. 9
Fig. 7
Fig. 7
Fig. 8
Fig. 8
Fig. 10
Fig. 10