assistentiecentrum, op preventief verzoek van de klant.
Het is niet mogelijk de ingang parallel op die van andere elektronische
kaarten aan te sluiten (gebruik gescheiden contacten).
Voor de aansluiting op de aanwezigheidssensor is het nodig gebruik te
maken van een kabel met dubbele isolatie en een minimum doorsnede van 2 x 0,5
mm
met een maximum lengte van 20 m (houd deze aansluiting gescheiden van
2
de elektrische voedingslijn van het apparaat).
2.7 SPECIALE FUNCTIES
• Air sampling: in de werkwijze verwarming of koeling, met een
omgevingstemperatuur die respectievelijk hoger of lager is dan de
gewenste waarde, wordt de ventilator gedurende 1 minuut bij de minimum
snelheid en met instelbare intervallen tussen 1 en 60 minuten
gevoed.
Op deze wijze is het systeem in staat de temperatuur in de omringende
omgeving op adequate wijze gecontroleerd te houden en zo snel mogelijk
opnieuw geactiveerd te worden wanneer dat nodig is.
• Compensatie omgevingstemperatuur: in speciale situaties (bijv. apparaten
die op het plafond geïnstalleerd zijn) kan het nodig zijn het eventuele
verschil tussen de door de elektronische kaart verworven temperatuur
en de daadwerkelijke temperatuur van de omgeving waarin het apparaat
aanwezig is, te compenseren (instelbare offset tussen +5°C en -5°C).
Beide hiervoor beschreven functies kunnen in de fabriek geactiveerd
worden, dan wel door een geautoriseerd assistentiecentrum, na het
verzoek van de klant.
• Blokkering bedieningsorganen: houd voor de blokkering van
de toetsen de toetsen +
- 5 seconden gelijktijdig ingedrukt.
Herhaal deze handeling om ze te deblokkeren.
• Bediening op afstand via thermostaat B0736 (optionele kit):
Om de communicatie met thermostaat B0736 in te schakelen, moeten
de toetsen -
en
10 seconden lang ingedrukt gehouden worden.
De thermostaat moet verbonden zijn zoals in de betreffende paragraaf
beschreven wordt. Als de functie actief is zal, telkens wanneer op
ongeacht welke toets gedrukt wordt, enkele seconden lang "re" op het
display verschijnen. Om ongeacht welke functie te kunnen selecteren,
is het nodig de "bediening op afstand" uit te schakelen.
N.B.:
- Wanneer de verbinding actief is, wordt de afstandsbediening
uitgeschakeld.
- Het is niet mogelijk de flap met de bediening op afstand te regelen.
2.7.1 AANSLUITING VAN BEDRADE AFSTANDSBEDIENING B0736
• Verplaats de connector die aanwezig is op verbinding X8 naar connector X7.
Het venstercontact CP zal beheerd worden door muurbediening B0736
• Verbind de kabels afkomstig van verbinding AB van bediening B0736
met connector AB van de controle (zorg ervoor de polariteiten in acht
te nemen, zie afb. 19) en sluit de verste unit af met de weerstand van
120 Ohm.
• Schakel de verbinding in door 10 seconden op de toetsen
te drukken.
Druk om de verbinding uit te schakelen 10 seconden op de
toetsen
en
.
• De commando's
van afb. 1 zullen uitgeschakeld zijn en
op het display zal de tekst "rE" verschijnen bij iedere activering ervan.
• De controlelampjes
ventilatiesnelheid weergeven.
• Betreft de werking en de instellingen, zie de instructies voor bediening
B0736.
Zijn de aansluitingen en de eventuele configuratie tot stand gebracht, sluit dan
opnieuw het schakelbord (afb. 3 ref. C) met de eerder weggenomen schroeven.
Plaats het voorpaneel afb. 2 weer terug en zorg voor de aansluiting van de connector
van het display. Zet het voorpaneel vast met de 2 schroeven, afb. 1. Nu is het mogelijk
de voedingsspanning naar de machine in te schakelen.
2.8 SLUITING APPARAAT
• Monteer opnieuw de buitenkant van de ventilatorconvector/ventilatorradiator;
• draai de bovenste bevestigingsschroef van het zijkantje (afb. 1 ref. L of ref. F)
los;
• monteer opnieuw het beschermrooster van de luchtuitlaat (afb. 1 ref. A).
2.9 ELEKTRISCH SCHEMA (afb. 5)
H2 temperatuursonde water
AIR temperatuursonde lucht
M1 motor ventilator
S1 veiligheidsmicroschakelaar aanzuigrooster (alleen aanwezig op enkele
modellen)
Y1 elektroklep warm water (230V-50Hz, max 10W)
Y2 elektroklep koud water (230V-50Hz, max 10W) (*).
en
zullen de ingestelde werkwijze en
NL
FF servomotoren mobiel aanzuigpaneel (alleen aanwezig op enkele modellen)
S2 contact aanwezigheidssensor (niet bijgeleverd)
(*)
Alleen aanwezig op apparaten voor installaties met 4 buizen.
2.10 INSTELLING AUTOMATISCHE WERKWIJZE KOELING/VERWARMING
De instelling van dit type regeling stelt de bediening in staat om de selectie van koeling
of verwarming automatisch uit te voeren waarbij de gewone manuele selectie wordt
buitengesloten. De instelling van dit type regeling maakt het mogelijk de opdracht tot
selectie van de werkwijze koeling of verwarming automatisch te verstrekken waarbij
de normale handmatige selectie wordt buitengesloten. Deze regeling is bijzonder
geschikt voor de versies van apparaten met 4 buizen en kan alleen geactiveerd
worden door een gekwalificeerde en geautoriseerde installatietechnicus. Om deze
functie te activeren, moet de toets voor de selectie koeling/verwarming (afb. 6 ref.
B) 10 seconden ingedrukt gehouden blijven tot de blauwe en rode symbolen (afb. 6
ref. C en D) gelijktijdig ingeschakeld worden. Deze instelling wordt ook gehandhaafd
in geval van een onderbreking van de voeding.
Om de functie van de automatische instelling van de koeling/verwarming te
deactiveren, moet opnieuw gedurende 10 seconden op de toets voor de selectie
van de koeling/verwarming gedrukt worden. Controleer vervolgens of het mogelijk is
om bij iedere druk op deze toets op cyclische wijze de werkwijze voor alleen koeling
(blauw controlelampje afb. 6 ref. C brandt), alleen verwarming (rood controlelampje
afb. 6 ref. D brandt) of ventilatie (blauwe en rode controlelampjes beide uit) in te
stellen.
De bediening maakt de instelling van de omgevingstemperatuur volledig autonoom
via de programma's AUTO, STIL, NACHT en MAX door middel van een sonde die
in het lage deel van de ventilatorradiator/ventilatorconvector geplaatst is en die
een antivriesbeveiliging garandeert, ook wanneer het apparaat op stand by staat.
Beschrijving bedieningspaneel (afb. 6)
A
Keuzeschakelaar omgevingstemperatuur (15°C-30°C)
B
Toets selectie werkwijze koeling/verwarming
C
Indicator werking in werkwijze koeling/verwarming
D
Indicator werking maximum snelheid
E
Indicator automatische werking
F
Indicator geruisloze werking
G
Indicator nachtwerking
H
Toets ON/Stand-by en selectie werking ventilator
3.1 ACTIVERING/DEACTIVERING
Indien een hoofdschakelaar op de elektrische voedingslijn voorzien wordt, moet
deze ingeschakeld zijn.
Druk voor het activeren van de ventilatorconvector/ventilatorradiator 2 seconden
op de toets
(afb. 6 ref. H).
Houd voor het uitschakelen van het apparaat de toets
seconden ingedrukt. De afwezigheid van ongeacht welke lichtsignalering duidt op
de 'stand-by'-status (afwezigheid van werking).
Wanneer het bedieningsorgaan zich in deze werkwijze bevindt, garandeert het een
antivriesbeveiliging. Mocht de omgevingstemperatuur onder de 5°C dalen, dan wordt
de elektroklep van het warme water geactiveerd, evenals de minimum snelheid (AF)
van de motor van de ventilator.
3.2 HANDMATIGE SELECTIE KOELING/VERWARMING
Door 2 seconden op de toets
cyclische wijze de werkwijzen koeling (blauwe LED), verwarming (rode LED) of
ventilatie (rode LED en blauwe LED uit) te selecteren.
In de ventilatiewerkwijze blijven de elektrokleppen van zowel het warme als het koude
water uitgeschakeld terwijl de ventilator met de ingestelde snelheid geactiveerd wordt.
De handmatige selectie van de werkwijze koeling/verwarming/ventilatie is niet
beschikbaar als de installateur eerder de automatische werkwijze koeling/verwarming
ingesteld had. Deze functie wordt aangegeven door het afwisselend branden van
de blauwe en rode LED bij iedere druk op de toets
De daadwerkelijke werking van het apparaat in de werkwijze koeling of verwarming
is altijd afhankelijk van de temperatuur van het water dat binnenin de installatie
circuleert. Als de temperatuur van het water geen waarde bereikt die geschikt is
voor de ingestelde werkwijze (dus als het water te warm is bij koeling of te koud is
bij verwarming) blijft de ventilatormotor uit en knippert de indicator van de huidige
werkwijze blauw voor de koelmodus of rood voor de verwarmingsmodus (afb. 6
ref. C).
3.3
INSTELLING VAN DE TEMPERATUUR
Het is mogelijk de waarde van de gewenste omgevingstemperatuur in te stellen
met de daarvoor bestemde keuzeschakelaar (afb. 6 ref. A). De minimaal instelbare
temperatuur is 15°C terwijl de maximaal instelbare temperatuur 30°C is.
3.4 INSTELLING AUTOMATISCHE WERKING
3 GEBRUIK
(afb. 6 ref. H) circa 2
(afb. 6 ref. B) te drukken, is het mogelijk op
(afb. 6 ref. B).
19