4.4.5 Parallel schakelen (zie appendix C)
De MultiPlus is parallel te schakelen met meerdere identieke apparaten. Hiertoe wordt
een verbinding tussen de apparaten gemaakt met behulp van standaard RJ45 UTP
kabels. Het systeem (apparaten samen met eventueel een bedieningspaneel) dient
hierna geconfigureerd te worden (zie hoofdstuk 5).
Bij parallel schakelen moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden:
- Maximaal zes units parallel.
- Schakel alleen identieke apparaten qua type en vermogen parallel.
- De DC aansluitkabels naar de apparaten moeten allemaal even lang zijn en dezelfde
doorsnede hebben.
- Indien een plus en min DC distributiepunt wordt gebruikt, moet de doorsnede van de
aansluiting tussen de accu's en het DC distributiepunt minstens gelijk zijn aan de som
van de vereiste doorsneden van de aansluitingen tussen het distributiepunt en de
MultiPlus units.
- Plaats de MultiPlus units dicht bij elkaar maar zorg voor minimaal 10 cm ventilatieruimte
onder, boven en opzij van de units.
- De UTP kabels dienen steeds direct van de ene unit op een andere unit aangesloten te
worden (en op het remote paneel).
Er mag geen gebruik gemaakt worden van aansluit/splitter boxen.
- Op het systeem hoeft maar bij één unit een accu-temperatuursensor aangesloten te
worden. Indien U de temperatuur van meerdere accu's wilt meten kunt U ook de
sensoren van andere MultiPlus units in het systeem aansluiten (max. 1 sensor per
MultiPlus). De temperatuur compensatie tijdens acculaden reageert dan op de sensor die
de hoogste temperatuur meet.
- Voltage sense moet op de 'Master' aangesloten worden (zie paragraaf 5.5.1.4).
- Bij meer dan 3 units parallel in één systeem is een 'dongle' vereist. (zie hoofdstuk 5).
- Er kan maar één afstandsbediening (paneel of schakelaar) op het systeem aangesloten
worden.
4.4.6 Drie-fase configuratie (zie appendix D)
De MultiPlus kan ook gebruikt worden in een 3-fase net. Hiertoe wordt een verbinding tussen
de apparaten gemaakt met behulp van standaard RJ45 UTP kabels (dezelfde als voor parallel
bedrijf). Het systeem (apparaten samen met eventueel een paneel) dient hierna
geconfigureerd te worden (zie hoofdstuk 5).
Voorwaarden: zie paragraaf 4.4.5.
13