Publicité
NL
GEBRUIKSAANWIJZING
GEHEUGEN
De gemeten maximum- en minimumtemperatuur
wordt automatisch in het geheugen opgeslagen.
Druk op MAX/MIN om de maximumtemperatuur
weer te geven en nogmaals om de minimumtem-
peratuur weer te geven. Houd de MAX/MIN knop
3 seconden ingedrukt om het geheugen te wissen.
De temperatuurtrend wordt weergegeven door het
pijlicoon. De richting van de pijl geeft aan of de tem-
peratuur stijgt, stabiliseert of daalt ten opzichte van
eerder gemeten waarden.
ALARMFUNCTIE: TEMPERATUUR
Houd de ALERT knop 3 seconden ingedrukt.
Druk op [ + ] om een kanaal te kiezen en bevestig
met ALERT. Gebruik [ + ] en [ - ] om de gewenste
bovengrenswaarde voor de alarmfunctie in te
stellen. Druk op ALERT om te bevestigen. Gebruik
[ + ] en [ - ] om de gewenste ondergrenswaarde
voor de alarmfunctie in te stellen. Druk op ALERT
om te bevestigen en terug te keren naar de nor-
male weergave. Zodra een ingegeven limietwaar-
de is bereikt, is het alarmgeluid te horen. Druk op
een willekeurige knop om het alarm te stoppen.
ALARMFUNCTIE: TIJD
Druk op ALARM om alarmtijd A1of A2 te selecte-
ren. Houd de ALARM knop 3 seconden ingedrukt
om de waarde te wijzigen. Druk op [ + ] en [ - ] om
de gewenste alarmtijd in te stellen en bevestig met
ALARM. Zodra een ingegeven alarmtijd is bereikt,
is gedurende 2 minuten het alarmgeluid te horen.
Druk op SNOOZE/LIGHT om het alarmgeluid ge-
durende 5 minuten te onderbreken. Druk op een
willekeurige knop om het alarm te stoppen. Druk op
[ + ] om de alarmfunctie in of uit te schakelen.
AANDACHTSPUNTEN
l Beperk obstakels tussen de afstandsensor en
hoofdunit. Probeer diverse opstellingen voor het
beste resultaat. De sensor zendt elke minuut de
gemeten temperatuur naar de hoofdunit. Als er
geen signaal wordt ontvangen verschijnt er - -.
Houd de CHANNEL knop 3 sec. ingedrukt. Dit is
ook nuttig bij een afwijking tussen de getoonde
waarde op de afstandsensor en de hoofdunit.
l Als er nog steeds geen signaal is, controleer
dan de batterijen en vernieuw ze zo nodig.
l Signalen van andere huishoudelijke apparaten
kunnen de werking van de hoofdunit verstoren.
Deze tijdelijke storing verdwijnt vanzelf en heeft
geen invloed op de werking van de apparaten.
l Verwijder de afstandsensor uit de vijver bij vorst.
Haal de drijver uit het water met de draad.
l De hoofdunit ondersteunt maximaal 3 afstand-
sensoren. Selecteer voor elke afstandsensor
een ander kanaal.
Vissen voeren
Voeren verbetert de conditie van vissen en heeft
een gunstige uitwerking op de levendigheid, het
kleurpatroon en de weerstand tegen ziektes. Een
juiste voedering is afhankelijk van de watertempe-
ratuur. Van 5 tot 10 °C kan er éénmaal per dag een
speciaal wintervoer worden gegeven. Vanaf 10°C
mag er meerdere malen per dag worden gevoerd.
Zuurstof
Naarmate de watertemperatuur stijgt, daalt het
zuurstofgehalte. Vooral 's zomers bij temperaturen
boven 20 °C kan er zuurstofgebrek ontstaan. Zuur-
stofrijk water is een must voor een gezond vijver-
milieu en gezonde vissen. Belangrijk is dan om het
water van zuurstof te voorzien met een luchtpomp.
IJsvrij houden
In de winterperiode komt regelmatig vissterfte voor
door het dichtvriezen van de vijver. Vooral in kleine
en ondiepe vijvers is het gevaar groot dat, na be-
vriezing, verstikking optreedt. Bij watertempera-
turen lager dan 6°C is het verstandig de vijver te
beluchten. De bellenbaan zorgt voor zuurstof, maar
voorkomt ook dat de vijver geheel dichtvriest.
Publicité
