6.8
Aanbevolen wordt om de klimaatregelaar te
gebruiken
als
de
binnenkomt te warm of te koud wordt voor de
gebruiker om comfortabel te kunnen werken.
6.9
Zie Bedieningshandleiding ZVP-PC-0043-01 voor
verdere bijzonderheden met betrekking tot de
bediening van de klimaatregelaar.
7.0
INSTRUCTIES VOOR VERWIJDEREN EN OPSLAAN
7.1
Koppel voordat u de stofhelm verwijdert de clips
van de buitencape los en til vervolgens de
stofhelm voorzichtig van uw hoofd. Koppel de
luchttoevoer naar de stofhelm los als deze niet
wordt gebruikt. Ook wordt geadviseerd om de
persluchttoevoer naar de luchtleidingfilter van de
stofhelm uit te schakelen.
7.2
Aangeraden wordt om de stofhelm als deze niet
wordt gebruikt aan het oog in de bijgeleverde
draagband in een schone en droge ruimte te
hangen
om
te
schuurdeeltjes de binnenzijde van het stofmasker
binnendringen. Berg de buitencape niet in de
stofhelm op.
7.3
Berg de stofhelm op in een schone en droge
ruimte met een omgevingstemperatuur tussen -
10ºC en 60ºC.
8.0
ONDERHOUDSINSTRUCTIES
ALLE REPARATIES EN AFSTELLINGEN MOETEN
WORDEN
UITGEVOERD
GEKWALIFICEERDE PERSONEN MET GEBRUIK
VAN
UITSLUITEND
PANBLAST
GOEDGEKEURDE ONDERDELEN.
TM
8.1
De PanBlast
Titan II Stofhelm heeft een beperkte
TM
levensduur en vereist regelmatige inspectie en
onderhoud
vervangingsonderdelen. Gooi de stofhelm weg als
de buitenwand duidelijke tekenen van slijtage,
barsten of gaten, enz. vertoont en vervang hem.
8.2
Controleer voordat u de stofhelm gaat gebruiken
alle slangen en bevestigingen op stof en rommel
en reinig en vervang indien nodig.
8.3
Inspecteer
dagelijks
zorgvuldig op eventuele tekenen van slijtage,
spleten of scheuren in de buitenmantel van de
slang.
lucht
die
de
stofhelm
voorkomen
dat
stof
en
DOOR
HIERVOOR
ORIGINELE
DOOR
met
goedgekeurde
de
ademluchtslang
! ! WAARSCHUWING ! – LUCHTLEKKAGES IN DE
ADEMLUCHTSLANG ZULLEN LEIDEN TOT EEN
VERMINDERDE
STOFHELM.
BUITENMANTEL ADEMLUCHTSLANG
8.4
Verwijder
wekelijks
controleer de status van de binnenste luchtsteen
van schuimrubber. Vervang de luchtsteen als deze
enige tekenen van verslechtering of beperking van
de luchtstroming vertoont.
! ! WAARSCHUWING ! – GEBRUIK DE STOFHELM
NIET
ALS
CORRECT IS BEVESTIGD.
BINNENHELM
8.5
Controleer dagelijks de staat van zowel de
binnenkraag als de buitencape. De binnenkraag
moet nauw om de hals van de gebruiker sluiten
om binnendringing van stof en schuurdeeltjes in
de stofhelm te voorkomen. Vervang de kraag en
de cape indien nodig. De binnenkraag is met een
rits aan de buitencape bevestigd. Rits eenvoudig
de binnenkraag los om deze van de buitencape te
verwijderen. De binnenkraag kan met een mild
reinigingsmiddel worden gewassen en aan de
lucht worden gedroogd.
BINNEN-
KRAAG
8.6
Rol om de cape te vervangen de rubberen
afdichtband voorzichtig omhoog, waardoor de
drukknopen die de cape aan de buitenwand van
de stofhelm bevestigen bloot komen te liggen.
- 6 -
LUCHTSTROMING
NAAR
BEVESTIGING ADEMLUCHTSLANG
de
binnenvoering
DE
LUCHTSTEENSLANG
LUCHTSTEEN
BINNEN-
VOERING
RITS BINNENCAPE
BUITENCAPE
DE
en
NIET