KUNNEN NEGATIEVE DRUK IN DE STOFHELM
VEROORZAKEN.
3.5
De luchtstroming naar de stofhelm moet te allen
tijde tussen een minimum van 170 l/min en een
maximum van 425 l/min blijven.
! ! WAARSCHUWING ! – GEBRUIK DE STOFHELM
NIET ALS DE STROMINGSINDICATOR ROOD IS
TERWIJL DE LUCHTSTROMINGSREGELAAR, DE
LUCHTKOELINGSREGELING
KLIMAATREGELAAR
NAAR DE STOFHELM IS INGESTELD.
3.6
Kwaliteit van de ademlucht
!
!
WAARSCHUWING
ZORGVULDIG VOORDAT U MET DIT APPARAAT
GAAT WERKEN.
3.7
De kwaliteit van de naar de stofhelm toegevoerde
lucht moet een gefilterde kwaliteit ademlucht zijn
volgens EN12021 of een hogere kwaliteit.
!
!
WAARSCHUWING
VOCHTGEHALTE
AANGEGEVEN IN EN12021 NIET IN STAND
WORDT GEHOUDEN, KUNNEN DE STOFHELM
EN/OF
DE
BIJBEHORENDE
BEVRIEZEN.
3.8
Stof afkomstig van verf met zware metalen, asbest
en andere giftige materialen veroorzaakt ernstige
longziekten of de dood zonder gebruik van goed
ontworpen
ademhalingsapparatuur met toegevoerde lucht
door gebruikers van straalapparatuur en op het
werkterrein aanwezige werknemers.
3.9
Sluit een luchtleidingslang van een stofhelm nooit
aan op een luchtbron die niet op gas of bepaalde
verontreiniging is getest. De aanwezigheid van
onaanvaardbare niveaus van koolmonoxide (CO)
in de ademlucht kan leiden tot de dood van de
gebruiker.
3.10
Aangeraden wordt om geen gebruik te maken van
zuiger-
of
oliebad
ademlucht. Gebruik van deze types compressoren
levert extreem gevaar op door de productie van
een onaanvaardbaar koolmonoxideniveau in de
ademlucht die tot de dood van de gebruiker kan
leiden.
3.11
De compressor moet voldoende vermogen hebben
en het leidingwerk tussen de compressor en het
bevestigingspunt van de luchttoevoerslang moet
voldoende capaciteit hebben om de hoeveelheid
lucht onder de vereiste druk te leveren.
3.12
Maak geen gebruik van basische chemische
stoffen of oplosmiddelen die irritatie kunnen
veroorzaken bij de gebruiker of schadelijk voor
hem kunnen zijn of die de eigenschappen van de
gebruikte materialen in een willekeurig onderdeel
van de stofhelm kunnen wijzigen.
3.13
De voor de stofhelm geldende goedkeuringen en
normen
voor
het
toepassing bij gebruik van het complete systeem
zoals
dit
wordt
aanpassingen, verwijdering of vervanging van
enige onderdelen.
3.14
De kwaliteit van de aan de stofhelm toegevoerde
lucht is van cruciaal belang voor de veiligheid en
OF
DE
OP
MAXIMUMSTROMING
!
–
LEES
DIT
DEEL
!
–
INDIEN
HET
IN
DE
LUCHT
ZOALS
ONDERDELEN
en
goedgekeurde
compressoren
voor
ontwerp
zijn
alleen
van
geleverd,
zonder
enige
het comfort van de gebruiker. Ga zeer voorzichtig
te werk om te voorkomen dat leidingen met
andere gassen, zoals zuurstof, acetyleen of
stikstof, enz. per ongeluk worden aangesloten.
! ! WAARSCHUWING ! – SLUIT GEEN TOEVOER
VAN
ZUURSTOF
VERRIJKTE LUCHT AAN OP DE STOFHELM.
3.15
Luchttoevoer
luchtcompressoren moet zijn voorzien van een
alarm
voor
koolmonoxidealarm (CO) of beiden. Test bij
gebruik
temperaturen
compressor frequent op de aanwezigheid van
koolmonoxide
verantwoordelijk voor het controleren van de
luchttoevoer.
koolmonoxidealarmen,
uitschakelvoorzieningen.
compressor of een in een slechte mechanische
staat verkerende compressor kan koolmonoxide
(CO) en ongewenste geuren produceren. Ook kan
een systeem voor het afvoeren van koolmonoxide
(CO) worden gebruikt om de kwaliteit van de
ademlucht te garanderen.
! ! WAARSCHUWING ! LAAT NOOIT EEN VOERTUIG
OF EEN MOTOR MET INTERNE VERBRANDING IN
DE BUURT VAN OF RONDOM DE INLAAT VAN DE
LUCHTCOMPRESSOR WERKEN.
3.16
Neem
bij
oliegesmeerde
bepaalde
compressorinlaat uit de buurt van alle bronnen
van
giftige
koolmonoxide dat wordt aangetroffen in de
uitlaatgassen van de motor of bij verbranding van
olieproducten. Andere verontreinigende stoffen
die mogelijk schadelijk zijn voor de gebruiker
kunnen
luchtinlaat van de compressor binnendringen.
Deze inlaat mag niet in de nabijheid van de uitlaat
van een afzuigsysteem, een ventilatiekanaal of
een bron van enige soort van dampen of deeltjes
de
worden geplaatst.
3.17
De bovengenoemde voorzorgsmaatregelen gelden
ook voor draagbare compressoren. Bovendien
moeten in geval van door een motor aangedreven
compressoren
getroffen om te voorkomen dat uitlaatgassen van
de motor de luchtinlaat van de compressor
binnendringen.
compressormotor naar een veilige plaats afwindig
van
de
Compressoren kunnen voor wat betreft ontwerp
en werking variëren; daarom is het belangrijk dat
gebruikers
onderhoudsinstructies van de fabrikant zorgvuldig
lezen.
3.18
Installeer een juiste luchtleidingfilter voor de
stofhelm, zoals de PanBlast
Junior
en
ongewenste
watercondensatie, kalkafzetting in de waterleiding
en eventuele andere deeltjes te verwijderen.
3.19
Ademlucht afkomstig van cilinders
! ! WAARSCHUWING ! GEBRUIK NOOIT EN WERK
NOOIT MET CILINDERS VOOR ADEMLUCHT
- 2 -
OF
VAN
MET
door
oliegesmeerde
hoge
temperaturen
van
alleen
een
alarm
de
lucht
afkomstig
(CO).
De
gebruiker
Dit
omvat
de
compressor,
de
luchtfilters
Een
toevoer
van
ademlucht
of
olieloze
luchtcompressoren
voorzorgsmaatregelen.
verontreinigende
stoffen,
de
ademhalingsapparatuur
voorzorgsmaatregelen
Leid
de
uitlaat
luchtinlaat
van
de
de
bedienings-
VisiFlo, PBF of PBF
TM
onderhoud
deze
regelmatig
geuren,
olienevel,
ZUURSTOF
of
een
voor
hoge
van
de
is
de
en
de
oververhitte
door
Plaats
de
zoals
via
de
worden
van
de
compressor.
en
om
oliedampen,