Uw installateur moet uw verwarmingstoestel onder optimale voorwaarden plaatsen conform de vigerende
regelgeving. Het toestel moet perfect waterpas staan, terwijl de verbinding tussen de kachel en de schoorsteen
absoluut luchtdicht moet zijn. Laat het toestel niet te warm worde n de eerste keer dat u het ontsteekt: het
toestel moet goed uitdrogen, maar mag niet oververhitten. Staat het toestel op een brandbare of
warmtegevoelige vloer of vloerbekleding, dan voorziet u de geschikte bescherming onder en vóór de kachel.
Zet het toestel op ten minste 15 cm van de achterwand en op 20 cm van de zijwanden. Bestaan die muren uit
ontvlambaar materiaal, dan raden wij u aan een staalplaat met aluminiumbekleding (min. 0,7 mm dik) van 600
mm breed en 800 mm hoog te monteren op 6 mm van de muur. U plaatst deze platen rond de warmte-afgevende
delen van de kachel. U moet het toestel steeds op ten minste 40 cm van brandbare materialen (gordijnen,
behang, hout...) plaatsen.
CONTROLE VÓÓR DE AANSLUITING
De doorsnede van de schoorsteen moet voldoende breed, maar niet té groot zijn (fig. 2).
Een perfecte schoorsteen is verticaal, zonder oneffenheden, scheurtjes of vreemde voorwerpen (fig. 3).
De schachten mogen niet met elkaar in verbinding staan (fig. 4).
De schoorsteenpijpen moeten ten minste 1 meter uitsteken boven de nok of boven de muur van de buren. De
schoorsteen mag met andere woorden niet in een drukzone zitten, bijv. tussen twee gebouwen of hoge
bomen in (fig. 5).
Controleer of de rookafvoer voldoende hoog is om een normale trek te verzekeren.
1. INSTALLATIE
C07100DC023
24