veiligheidsschakelaar in en trek vervolgens
de starthendel (figuur C - 2) tegen de duw-
boom.
• Houd de starthendel vast tegen de duwboom
terwijl u de startknop loslaat.
• Om het apparaat te stoppen laat u de
starthendel los zodat deze terugkomt in de
startpositie.
4.2 Maaien
• Plaats de maaier op het gazon op de kortst
mogelijke afstand van het stopcontact. Volg
vervolgens een route die steeds verder
weg ligt van het stopcontact.
• Houd het snoer over uw schouder geslagen
en leg het snoer achter u telkens aan de
zijde die u reeds heeft gemaaid.
• Overbelast de motor niet. Als u het toe-
rental hoorbaar terugloopt of wanneer de
motor tijdelijk door overbelasting is uitge-
schakeld, stel dan een hogere maaihoogte
in.
• Wanneer tijdens het gebruik het mes wordt
geblokkeerd, schakel dan onmiddellijk de
motor uit. Wanneer het mes wordt geblok-
keerd wordt de motor heet. Regelmatige
verhitting van de motor heeft een nadelige
invloed op de levensduur van de machine.
4.3 Mes verwisselen
• Schakel de machine uit en trek de stekker uit
het stopcontact.
• Wacht tot het mes tot stilstand is gekomen
en verwijder de grasbak.
• Draag werkhandschoenen wanneer u het
mes aanraakt.
• Controleer regelmatig of het mes nog goed
vast zit en in goede staat verkeerd.
• Vervang een bot of beschadigd mes.
• Houd het mes vast en zet een steeksleutel
op de messchroef. Draai de messchroef los
en verwijder het mes.
• Plaats het nieuwe mes en draai de mes-
schroef weer stevig vast.
• Gebruik GEEN olie of vet op de messchroef.
4.4 Tips voor het onderhoud van uw gras
• Als u vaak maait, bevordert dit de groei van
lang gras met stevige wortels.
• Als u minder vaak maait, bevordert dit de
NL - Originele gebruiksaanwijzing
groei van klaver en madeliefjes.
• Een normale maaihoogte is 50 mm.
• Wanneer u het gras tot minder dan 50 mm
afmaait, raakt uw gazon bij droog weer
beschadigd.
• Bij het maaien moet u ongeveer 1/3 deel af-
maaien. Maai het gras dan ook niet voordat
dit 70-80 mm lang is.
• Als het gras lang niet gemaaid is, maai het
dan in verschillende beurten steeds korter.
5. ONDERHOUD
• Voor elke controle- of onderhoudsbeurt
dient de stekker van de maaier uit het stop-
contact te worden getrokken.
• De machine na ieder gebruik aan de boven-
zijde schoonmaken met een zachte borstel
en een doek. Gebruik echter geen water
en geen oplosmiddel, reinigingsmiddel of
polijstmiddel. Verwijder gras en ander mate-
riaal, vooral bij de ventilatieroosters.
• Leg de maaier op de zijkant, trek werkhand-
schoenen aan en maak het mes schoon.
Verwijder samengeperst gras met een stuk
hout of plastic.
• Controleer het mes op scherpte of beschadi-
gingen en of deze nog goed vast is gemon-
teerd.
• Leeg de grasbak na elk gebruik en maak
deze zowel binnen als buiten schoon.
• Spuit de machine nooit nat of spuit deze
nooit schoon.
• Na het seizoen en na het schoonmaken de
metalen delen (zoals wielassen) met een
lap met een beetje olie afvegen om roest te
voorkomen.
• Berg de machine op in een droge omgeving.
• Draai desgewenst de vleugelmoeren los om
de duwboom naar voren te klappen en zo-
doende ruimte in de opbergplaats te bespa-
ren. Let op dat u de kabel bij het samenvou-
wen of openklappen niet vastklemt.
6. PROBLEMEN OPLOSSEN
Als de maaier niet start:
• Het verlengsnoer, de aardlekschakelaar of de
zekering in de schakelkast controleren.
10