binnen deze uitsparing weg, zodat een gat in het warmteschild ontstaat waar het rookkanaal in past.
5. Demontage van achterplaat (2a). Til de achterplaat naar boven en trek deze weg van de kachel, zodat
de achterplaat los komt van de geleidepennen in de bodemplaat van de kachel. De achterplaat heeft
een uitsparing voor het rookkanaal. Breek de plaat binnen deze uitsparing af zodat een gat in de
achterwand ontstaat waar het rookkanaal in past.
6. Demontage van afdekplaat (3). Demonteer de afdekplaat aan de achterzijde van de kachel door de
drie schroeven te verwijderen (Torx Bit nr. 30). Nu kan de afdekplaat worden verwijderd.
7. Demontage van rookring (4). Demonteer de rookring aan de bovenzijde van de kachel door de drie
schroeven te verwijderen. Nu kan de rookring worden verwijderd.
8. Montage van rookring (4). Plaats de rookring in het rookafvoergat achter op de kachel en zet deze
vast met de drie schroeven.
9. Montage van afdekplaat (3). Plaats de afdekplaat boven het gat boven op de kachel en zet deze vast
met de drie schroeven.
10. Montage van achterplaat (2a). Plaats de achterplaat op de geleidepennen achter op de bodemplaat
van de kachel. Druk de achterplaat vervolgens naar de kachel toe. Til de achterplaat op en druk deze
voorzichtig naar binnen tot hij op zijn plaats valt.
11. Montage van warmteschild (2b). Monteer het warmteschild weer achterop de houtkachel.
12. Montage van het front van het warmtemagazijn (18). Plaats het front op het warmtemagazijn en draai
de 4 schroeven (19) aan.
13. Montage van de topplaat van de kachel (1). Plaats de topplaat op de beslagen en schroef deze weer
vast met de vier schroeven, twee aan elke kant.
14. Montage van zijwanden. Plaats de zijwanden op de geleidepennen in de bodemplaat van de kachel en
duw ze naar de kachel. Til de zijwanden op en druk deze voorzichtig naar binnen tot ze op hun plaats
vallen.
Aansluiting op de schoorsteen
Alle kachels hebben een achter- en een bovenaansluiting voor de rookafvoer. De kachel kan op een
goedgekeurde stalen schoorsteen met bovenaansluiting of rechtstreeks op de achteraansluiting van een
schoorsteen worden aangesloten.
Verticale doorsnede van de rookafvoer (Tekening B en C)
B: Rookafvoer langs boven
C: Rookafvoer langs achter
• Stalen schoorsteen (9).
• De bocht (10) past inwendig op het aansluitstuk van de kachel.
• Gemetselde schoorsteenwand (11).
• Ingemetselde mof (12). Past op de rookpijp.
• Muurrosace (13). Verbergt reparatie rond de gemetselde mof.
• Pakking (14). Wordt gedicht met dichtingsstrip.
• Rookkanalen (15) van de HWAM kachel.
• Regelschuif (16)in rookpijp.
• Reinigingsluikje (17).
Het monteren van afzonderlijke delen
Controleer voor het opstellen van de kachel of alle afzonderlijke delen correct gemonteerd zijn.
Verticale doorsnede van de kachels (Tekening B):
• Rookplaat (5). Dient te rusten op de rails en de houders aan de zijkanten.
• Rookgeleidingsplaat (6) in 2 delen. Elk deel hangt aan een haak onder de bovenplaat. De twee delen
komen samen in de houder achter op de luchtbuis. Haal, als de kachel geïnstalleerd is, de transport-
zekering van de twee haken met behulp van een tang of een schroevendraaier.
20