− controleert u of alle gereedschap
of
dergelijke
van
machine verwijderd is.
Service en/of onderhoudswerkzaam-
heden die niet in dit hoofdstuk
beschreven staan mogen uitsluitend
door vaklui uitgevoerd worden.
5.1
Regelmatig onderhoud
Voordat u de machine inschakelt
•
Controleer de persluchtslangen op
beschadigingen, en vervang ze
indien nodig.
•
Controleer of de schroefverbindin-
gen vast zitten, en draai ze vast
indien nodig.
•
Controleer het aansluitsnoer op
beschadigingen, en laat het door
een
elektromonteur
indien nodig.
Om de 50 uur
•
Controleer de luchtfilter (22) aan de
compressor,
reinig
nodig.
22
•
Controleer het oliepel van de com-
pressor,
vul
indien
bij (23).
23
•
Laat het condensatiewater uit het
drukvat in een reservoir lopen (24).
of
uit
de
24
A
Oppassen!
Het
olie en moet afgeleverd worden bij
vervangen
een verzamelpunt voor schadelijke
stoffen.
•
Maak het luchtfilter (25) van de filter-
drukregelaar schoon.
hem
indien
nodig
olie
•
Laat het condensatiewater uit de fil-
terdrukreductor in een reservoir
lopen (26).
A
Oppassen!
Het
olie en moet afgeleverd worden bij
een verzamelpunt voor schadelijke
stoffen.
Om de 250 uur
•
Vervang het luchtfilter van de com-
pressor.
•
Vervang het luchtfilter van de filter-
drukregelaar.
Om de 500 uur
•
Tap de olie van de compressor af en
ververs ze.
condensatiewater
bevat
25
26
condensatiewater
bevat
NEDERLANDS
Na 1000 uur
•
Laat de compressor nakijken door
een vakman. Hierdoor wordt de
levensduur van de compressor aan-
zienlijk verlengd.
5.2
De afkortzaag opbergen
1.
Schakel het apparaat uit en trek de
stekker uit het stopcontact.
2.
Ontlucht het drukvat en alle aange-
sloten persluchtgereedschap.
3.
Berg de machine steeds op, waar
onbevoegden het niet kunnen aan-
zetten.
A
Oppassen!
De machine mag niet in de
open lucht of in een vochtige omge-
ving opgeborgen worden. Leg de
machine voor opberging of voor
transport niet op een zijde.
6. Problemen en storingen
A
Gevaar!
Alvorens u met werkzaamhe-
den aan het apparaat begint:
− zet u het apparaat uit.
− trekt u de stekker uit het stopcon-
tact.
− wacht u tot het apparaat stilstaat.
− controleert u of het apparaat en
het gebruikte persluchtgereed-
schap en accessoires niet meer
onder druk staan.
− laat u
het apparaat en alle
gebruikte persluchtwerktuigen en
toebehoren afkoelen.
Na beëindiging van alle werkzaamhe-
den aan het apparaat:
− schakelt u alle veiligheidsvoorzie-
ningen weer in en controleert u
de werking ervan.
− controleert u of alle gereedschap
of
dergelijke
van
machine verwijderd is.
De compressor functioneert niet:
•
Er is geen spanning.
− Controleer het snoer, de stekker,
het stopcontact en de betreffende
zekering.
•
De netspanning is te laag.
− Gebruik een verlengsnoer met
voldoende doorsnede (zie "Tech-
nische
gegevens").
gebruik van een verlengsnoer bij
een koud apparaat.
•
De compressor werd uitgeschakeld
door de netstekker uit het stopcon-
tact te trekken terwijl hij in gebruik
was.
− Schakel de compressor eerst uit
met
de
hoofdschakelaar,
schakel hem vervolgens weer in.
of
uit
de
Vermijd
en
21