Attentie! Als de volgende instructies niet in acht worden genomen,
worden materiële eigendommen in gevaar gebracht.
!
Sluit geen beschadigde melder (door bijvoorbeeld transportschade)
aan. Trek in geval van schade de nettransformator uit het stopcontact.
Laat de melder enkel door een erkende reparateur repareren.
!
Bescherm de apparaten tegen sterke magnetische of elektrische velden
en bescherm de apparaten tegen sterke mechanische belastingen en
trillingen!
!
Gebruik het apparaaten uitsluitend met de toegelaten batterijtypes.
!
Gebruik altijd nieuwe batterijen, nooit gebruikte batterijen.
!
Vervang oude of verbruikte batterijen altijd zo snel mogelijk.
!
Verwijder de batterijen uit de apparaten, als deze vrij lang niet worden
gebruikt en trek de nettransformator van de contactdoos.
7. Ingebruikname
!
Open het batterijvakdeksel [19] van de afstandsbediening [14] bij de
rand en verwijder deze van de afstandsbediening.
!
Plaats de meegeleverde batterij CR 2032 [20] zodanig in het
batterijvak [21], dat de "+" op de batterij nog leesbaar is.
!
Plaats het batterijvakdeksel weer op de afstandsbediening.
!
Tevens kunt u in de melder batterijen plaatsen die als
noodstroomvoorziening dienen bij uitval van de netstroom:
!
Draai de drie schroeven [12] met een geschikte schroevendraaier
los.
!
Verwijder het batterijvakdeksel [13] van de melder [1].
!
Plaats 8 geschikte AA batterijen met de polen op de juiste plaats in
het batterijvak (zie afb. B).
!
Bevestig het batterijvakdeksel vervolgens weer op de melder.
!
Plaats de laagspanningsstekker van de nettransformator [25] in de
aansluiting voor de nettransformator [11] op de melder.
!
Sluit de nettransformator aan op een geschikt stopcontact.
8. Plaatsing
De microgolf-sensor in de melder bevindt zich aan de achterzijde van de
melder (zie afb. C, I). De sensor reageert op beweging van objecten (mensen,
auto's, dieren, etc.).
De sensor kan bewegingen door objecten/muren uit hout, kunststof, glas,
beton en bouwstenen detecteren, waarbij de reikwijdte ongeveer halveert
(zie afb. C, II).
#
Er kunnen echter geen bewegingen door metalen voorwerpen,
voorwerpen of muren die metaal bevatten, evenals dikke voorwerpen,
worden gedetecteerd (zie afb. D).
#
Plaats de melder binnenshuis met de achterkant richting de buitenmuur
waar de beweging gedetecteerd dient te worden, bijvoorbeeld naast de
huisdeur/balkondeur.
#
Vermijd metalen deuren, storende voorwerpen, kasten, etc. in het
detectiegebied (zie afb. D, I en III).
#
Let op dat zich geen warmtebronnen in de nabijheid van de melder
bevinden; deze kunnen tot storingen leiden.
#
Plaats de melder bij voorkeur op een tafel of rek direct bij de buitenmuur
(zie afb. D, II en IV).
#
U kunt de melder ook aan de muur hangen (montagehoogte ca. 0,8 m
tot 1,5 m):
!
Boor hiervoor twee geschikte gaten met een horizontale afstand van
5 cm.
Instructie:
Test eerst de werking en het detectiebereik van de
geplande montageplaats, alvorens u gaat boren.
!
Bevestig eventueel de twee meegeleverde pluggen [22] in de gaten.
!
Bevestig de twee meegeleverde schroeven [23] zodanig in de
pluggen, dat de schroefkoppen 5 mm uit de wand steken.
!
Bevestig de melder [1] met de ophanging [7] aan de schroefkoppen.
9. Bediening
!
Stel de schakelaar in [9] op:
Hondengeblaf-modus
-
gong- of modus
sirenemodus (instelling boven of beneden: geen verschil)
!
Draai de regelaar voor de reikwijdte [3] op "MAX.".
!
Draai de regelaar [4] op het gewenste volume. De Power-LED [6] licht
groen op, de melder bevindt zich nu in de stand-by-modus.
Om de melder in te schakelen, drukt u op de toets I/0 [10] of [17]. De
ingeschakelde modus wordt aangegeven door het branden van de Aan-
LED [5], evenals door de:
hondengeblafmodus
gongmodus
sirenemodus
Na een opstarttijd van ongeveer 60 seconden wordt de beschikbaarheid
van de melder door een pieptoon aangegeven.
Bij detectie van een beweging, reageert de melder telkens via de
ingestelde modus:
Hondengeblafmodus:
1 detectie binnen 5 seconden:
2 detecties binnen 5 seconden:
minimaal 3 detecties binnen 5 seconden:
Gongmodus:
bij detectie:
Sirenemodus
1 detectie binnen 5 seconden:
min. 2 detecties binnen 5 seconden:
!
Met de regelaar [3] kunt u het detectiegebied van de melder instellen.
Reduceer de reikwijdte tot de noodzakelijke afstand. Bij de maximale
instelling (MAX.) reageert de sensor zeer gevoelig, waardoor er
stoormeldingen kunnen optreden.
!
Het volume bij een detectie kunt u met de regelaar [4] instellen.
!
Om de melder te deactiveren of de reactie na een detectie te
onderbreken, drukt u eenmaal op de toets [10] of [16]. Het LED [5]
gaat branden.
1x blaffen
2x "Ding-Dong"
3 pieptonen
1x blaffen
3x blaffen
10 sec. blaffen
2x "Ding-Dong"
3 sec. sirenegeluid
20 sec. sirenegeluid
NL - 15