Camera monteren
Doorvoer voor de aansluitkabel van de camera maken (afb. h, pagina 7)
I
INSTRUCTIE
Gebruik voor de doorvoer van de aansluitkabels indien mogelijk reeds
aanwezige doorvoermogelijkheden, bijv. ventilatieroosters. Als er geen
doorvoeren zijn, moet u een gat van Ø 16 mm boren.
A
LET OP! Gevaar voor beschadiging!
Controleer van tevoren, of er voldoende ruimte is voor de boor aan de
achterkant.
➤ Boor in de buurt van de camera een gat van Ø 16 mm.
➤ Ontbraam alle boorgaten die in een metalen plaat zijn gemaakt en behandel ze
met antiroestmiddel.
➤ Voorzie alle doorvoeren met scherpe randen van een doorvoertule.
Camera bevestigen
➤ Schuif de camera in de camerahouder (afb. i, pagina 7).
A
LET OP!
Gebruik voor de montage van de camera in de camerahouder alleen de
meegeleverde schroeven. Langere schroeven beschadigen de camera.
➤ Bevestig de camera losjes met de vier schroeven M4 x 6 in de beide andere
bevestigingsboringen (afb. i, pagina 7).
De camera is nu gecentreerd.
➤ Lijn de camera uit, zodat het objectief een hoek van ca. 25° ± 5° met de verticale
as van het voertuig vormt (afb. k, pagina 8).
I
INSTRUCTIE
De vier schroeven M4 x 6 worden pas vastgedraaid als de camera is
uitgelijnd (zie hoofdstuk „Werking controleren en camera instellen" op
pagina 118).
Hiervoor moet u echter evt. eerst nog een monitor monteren en
elektrisch aansluiten.
116
PerfectView CAM604
NL