Kennismaking met
het apparaat
De laatste bladzijde met de afbeeldingen
uitklappen. Deze gebruiksaanwijzing is
op meer dan één type van toepassing.
De uitrusting van de modellen kan
variëren.
Kleine afwijkingen in de afbeeldingen zijn
mogelijk.
Afb. 1
1-5
Bedieningselementen
6
Vriesrooster
7
Diepvrieslade
Bedieningselementen
Afb. 2
* Niet bij alle modellen.
1
Temperatuurregelaar
Dient voor het instellen van
de temperatuur van
de diepvriesruimte.
2
Toets Aan/Uit
Om het hele apparaat in en uit
te schakelen.
3
Toets „super" (Diepvriesruimte)
Om het supervriessysteem
in en uit te schakelen.
4
Indicatie alarm
Brandt als het in
de diepvriesruimte te warm is.
De indicatie gaat uit wanneer
de diepvriesruimte de ingestelde
temperatuur heeft bereikt.
5*
Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te
schakelen (zie hoofdstuk
„Alarmsignaal").
Inschakelen van
het apparaat
Afb. 2
De aan/uit-toets 2 indrukken, de toets
brandt. Door de alarmtoets 5 in
te drukken wordt het temperatuuralarm
uitgeschakeld. De indicatie alarm 4
brandt tot in het apparaat de ingestelde
temperatuur is bereikt.
Aanwijzingen bij het gebruik
De voorzijde van het apparaat achter
■
de deur wordt gedeeltelijk licht
verwarmd waardoor de vorming van
condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
Als de deur van de diepvriesruimte na
■
het sluiten niet meteen weer geopend
kan worden: twee tot drie minuten
wachten tot de ontstane onderdruk is
opgeheven.
Door het koelsysteem kan zich op de
■
vriesroosters op sommige plaatsen al
snel een laagje rijp afzetten. Dit heeft
geen invloed op het functioneren van
het apparaat of op het stroomverbruik.
Ontdooien is pas nodig als zich op het
hele oppervlak van het vriesrooster
een laag rijp of ijs met een dikte van
meer dan 5 mm heeft gevormd.
nl
47