NAAM VAN DE ONDERDELEN
A. Ophanginrichting
B. Ondergrond
C. Vergrendelwiel
D. Laserlijnprojector
E. Waterpas
F. AAN-/ UIT-schakelaar voor de horizontale laserlijn
G. AAN-/ UIT-schakelaar voor de verticale laserlijn
H. Bevestigingsinrichting
F
E
D
C
B
G
H
A
5
GEBRUIK
Breng de ophanginrichting (A) aan op de gewenste plaats op de wand.
Gebruik hiervoor het daarvoor voorziene gat in de inrichting.
Voordat het apparaat kan worden gebruikt, moet u het vergrendelwiel
(C) in de richting van de wijzers van de klok draaien zodat het apparaat
bedrijfsklaar is.
Nu kunt u het apparaat op de ondergrond (B) of op de magneet beves-
tigen. Het is mogelijk het apparaat 360° te draaien, zodat men de laserlijn
in elke willekeurige richting kan projecteren.
Op het apparaat bevindt zich een waterpas om voorwerpen die ver-
scheidene ophang-/ bevestigingspunten hebben, horizontaal of verti-
caal aan te brengen en voor het uitrichten van behang, schilderijen of
meubelen.
Druk op
(F) om een horizontale lijn te projecteren.
Druk op
(G) om een verticale lijn te projecteren.
Druk tegelijkertijd op
en
Bovendien is het mogelijk de ondergrond (B) naar boven of beneden te
verschuiven.
Als u het apparaat niet meer gebruikt, schakelt u het uit en draait u aan
het vergrendelwiel (C), om het apparaat te vergrendelen.
, om een kruis „+" te projecteren.
6