De gebruiker van een boot moet op de hoogte zijn van de wetten die voor het gebruik van een boot gelden en moet zich
aan de wet houden bij het uitrusten en bedienen van de boot.
De geldende regels en voorschriften kunnen van plaats tot plaats verschillen.
De geldende regels en voorschriften hangen onder meer af van de volgende factoren: de plaats waar de boot wordt
gebruikt en de eisen die plaatselijke overheden stellen; de toepassing van de boot; de tijd van de dag; de omstandigheden
waaronder de boot wordt gebruikt; en afmetingen, snelheid, koers en type van de boot (bijvoorbeeld voortbewogen door
een motor of geroeid) en de manier waarop de boot wordt bediend.
U moet niet alleen de geldende wetten kennen en u daaraan te houden, maar ook op de volgende dingen letten:
1. Elke opvarende van een boot moet geschikte kleding dragen en beschikken over een goedgekeurd reddingsvest of ander
reddingsmiddel.
2. Zorg ervoor dat er een volledige basisuitrusting aan boord is, met inbegrip van peddels/roeiriemen en opblaaspomp.
Wees bewust van de eventuele noodzaak voor aanvullende veiligheidsmiddelen.
3. Een boot mag niet worden bestuurd door iemand die onder de invloed van verdovende middelen of alcohol verkeert.
4. Het gewicht moet gelijkmatig verdeeld zijn in de boot. Bij een licht beladen boot voorzien van een buitenboordmotor
moet voorzichtig worden gasgegeven; bij onoordeelkundig gebruik kan de stabiliteit van het vaartuig in gevaar komen.
5. Het draagvermogen en het opgegeven motorvermogen van het vaartuig mogen niet worden overschreden.
6. Buitenboordmotoren zijn gevaarlijk en kunnen bij onoordeelkundig gebruik letsel of zelfs dodelijke ongevallen
veroorzaken. Gebruik uw boot nooit in combinatie met een motor die niet voor gebruik met de boot is goedgekeurd.
Nader zwemmers in het water altijd met lage snelheid en laat een zwemmer nooit aan de achterzijde bij de boot komen
wanneer de motor draait.
7. Besteed de nodige aandacht aan windrichting en -sterkte en aan de getijdebewegingen. Let vooral op de mogelijke
veranderingen en hun gevolgen voor het brandstofverbruik van de motor.
8. Bij varen in onbekende wateren is het altijd verstandig om plaatselijk inlichtingen in te winnen voor het vertrek.
9. Licht altijd iemand in over uw tijd en plaats van vertrek, de route die u van plan bent te varen, en de tijd waarop u denkt
terug te keren.
10. Het kan nodig zijn navigatielichten te voeren. De gebruiker moet ervoor zorgdragen dat de boot niet wordt gebruikt
bij duisternis of tijdens andere gevaarlijke weersomstandigheden tenzij de juiste navigatielichten zijn aangebracht en deze
naar behoren werken.
11. In de meeste landen worden door landelijke of plaatselijke organisaties cursussen georganiseerd waar u veilig kunt
leren varen. Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met de plaatselijke vaarregelementen en vaarreglementen voordat u aan
een boot begint.
12. Bij langere tochten moet de nodige aandacht worden besteed aan veiligheidsmaterialen als vuurpijlen, verbandkoffer,
ankers, enz.
Bij lekkage van olie of brandstof en wanneer sprake is van vuil water of afvalwater, moet worden gezorgd voor een juiste
verwerking waarbij rekening wordt gehouden met het milieu. Onnodig lawaai, brandstofverbruik en uitstoot van
uitlaatgassen moeten worden vermeden. Er moet vooral worden gelet op de juiste verwerking van resten van bijvoorbeeld
verf, verfafbijtmiddelen of andere schoonmaakmiddelen.
1. Blaas de boot op met de meegeleverde voetpomp.
N.B.: Bij gebruik van de voetpomp kan de boot nooit te hard worden opgeblazen. Bij gebruik van een elektrische
opblaaspomp moet u voor het laatste gedeelte de voetpomp gebruiken om de juiste druk te verkrijgen.
37295_03.cdr
25 novembre 2008
BEDIENING
VEILIGHEID
Wees bedacht op wind en stroming !
Zorg voor het milieu
OPBLAZEN - LEEGLOPEN
100