1.7 Aansluiting op een bakstenen schoorsteen
Metsel een mof voor het rookkanaal in de muur en steek daar het rookkanaal in. De buis mag niet
tot in de schoorsteenopening zelf lopen, maar slechts tot aan de binnenkant van het schoorsteen-
gat. De verbindingen tussen kachel/rookkanaal en rookkanaal/mof moeten worden afgedicht met
behulp van glastape. Normaal gesproken hoeft u eventuele verbindingsstukken niet af te dichten.
Wij er een overgang van verticaal naar horizontaal aanwezig is, doet u er goed aan die met een flau-
we bocht te monteren om verlies van trek tegen te gaan.
Als u wilt dat de buisaansluiting naar achteren wordt gericht, geef dan lichte, ferme tikken met een
hamer om het ijzeren stuk bovenin het convectie achterpaneel uit de kleine "bruggen" die het stuk
op zijn plaats houden te verwijderen.
De balstop, welke los in de rookkanaalkraag zit, wordt niet gebruikt bij het plaatsen van de buisaan-
sluiting rechtstreeks naar de achterkant.
Plaats een haakse buis naar de rookkanaalkraag om de buis verder naar achteren te richten.
De afmeting van het rookkanaal moet in overeenstemming zijn met de landelijke en plaatse-
lijke voorschriften. Morsø raadt u echter aan het rookkanaal in 2 mm staalplaat uit te voeren,
aangezien dit de levensduur ervan zal verlengen.
1.8 Aansluiting op een stalen schoorsteen
Indien de installatie met zich meebrengt dat de schoorsteen recht omhoog door het plafond loopt,
moet u de landelijke en plaatselijke voorschriften met betrekking tot de afstand tussen de schoor-
steen en eventuele brandbare plafondmaterialen in acht nemen. De overgang tussen schoorsteen
en rookafvoerkanaal moet worden afgedicht met de meegeleverde glastape. Het is belangrijk dat de
schoorsteen met een daksteun gemonteerd wordt, zodat de kachel niet het gewicht van de schoor-
steen hoeft te dragen. (Raadpleeg de instructies van de schoorsteenfabrikant.) Er kunnen scheuren in
de bovenplaat van de kachel ontstaan wanneer er een zwaar gewicht op rust. De bovenplaat valt niet
onder de garantie van Morsø indien de schoorsteen zonder daksteun is geïnstalleerd.
Bij een schoorsteenbrand als gevolg van een onjuiste bediening van de kachel of langdurig
gebruik van vochtige brandstof, moet u de luchttoevoer volledig afsluiten en contact opne-
men met de brandweer.
Let op het volgende:
Reinigingsmogelijkheden. Bespreken met de schoorsteenveger.
Indien er onvoldoende trek in de schoorsteen is, verdient het aanbeveling om het
rookkanaal recht omhoog te monteren. Zo wordt voorkomen dat er rook naar de
verbrandingskamer zelf ontsnapt.
Beperk het aantal bochten tot het minimum en houd de lengte van het rookkanaal zo
kort mogelijk om de trek niet te verminderen.
Toevoer van verse lucht
Een houtkachel heeft lucht nodig voor de verbranding. Hierdoor draagt een hout-
kachel bij tot een gezond binnenhuisklimaat. Indien het huis zeer goed geïsoleerd
is, en in het bijzonder wanneer er in het huis een afzuigkap of een ventilatiesysteem
aanwezig is, kan het nodig zijn een luchtrooster te installeren in de kamer waar de
houtkachel zich bevindt. Anders wordt de trek in de schoorsteen te zwak, wat
tot gevolg kan hebben dat de kachel niet goed brandt en dat er rook uit de kachel
komt wanneer het deurtje wordt geopend.
24
Als het nodig is om luchtroosters aan te brengen, moeten deze zo geplaatst wor-
den dat ze niet geblokkeerd kunnen worden.
1.9 Trek
Als er rook uit de kachel komt wanneer het deurtje wordt geopend, is dat te wijten aan een
te geringe trek in de schoorsteen. Dit type kachel vereist een schoorsteentrek van minimaal
12 PA om voldoende verbranding te waarborgen en het vrijkomen van rook te verhinderen.
Er kan echter ook rook ontsnappen wanneer de kacheldeur wordt geopend terwijl de ka-
chel hevig brandt.
De rookgastemperatuur bedraagt bij een nominaal uitgangsvermogen 211°C gerekend tot
20°C.
Bij twijfel kunt u eventueel uw schoorsteenveger vragen de trek in de schoorsteen te meten.
Trek
De trek in de schoorsteen is een gevolg van het verschil tussen de hoge tempe-
ratuur in de schoorsteen en de lagere temperatuur daarbuiten. Andere factoren
die bepalen of er voldoende negatieve druk kan worden geproduceerd om trek te
veroorzaken zijn de lengte en de isolatie van de schoorsteen, alsmede de wind- en
weersomstandigheden.
De luchtstroom wordt in de volgende gevallen verminderd:
- Het temperatuurverschil is te klein, bijvoorbeeld bij een slecht geïsoleerde
schoorsteen.
Indien de schoorsteen koud is, kan het helpen om voor het aanmaken een ver-
frommelde krant in het reinigingsluik van de schoorsteen aan te steken (te laten
opbranden).
- De buitentemperatuur is te hoog, bijvoorbeeld in de zomer.
- Er is geen wind.
- De schoorsteen is niet hoog genoeg, waardoor deze in de beschutting ligt van
daken of hoge bomen.
Deze omstandigheden geven ook het grootste risico op rook die in de schoor-
steen neerslaat.
- Er komt op ongewenste plaatsen lucht in de schoorsteen binnen, bijvoorbeeld
via kapotte verbindingen of lekken bij het reinigingsluik of in het rookkanaal.
- Er zijn niet-afgesloten, ongebruikte verbrandingstoestellen op de schoorsteen
aangesloten.
- Het rookkanaal en de schoorsteen zitten verstopt als gevolg van roetvorming
die is ontstaan door gebrekkige reiniging.
- Het huis is te goed geïsoleerd (zie de paragraaf Toevoer van verse lucht).
In de volgende gevallen wordt een goede luchtstroom bereikt:
- Er is een groot verschil tussen de temperatuur in de schoorsteen en de buiten-
temperatuur, zoals tijdens het stoken, d.w.z. wanneer de behoefte aan verwar-
ming maximaal is.
- Het is helder weer en er is voldoende wind.
- De schoorsteen heeft de juiste hoogte, min. 4 meter boven de kachel uit en komt
boven de nok van het dak uit.
25