Ingebruikname
Ingebruikname
Opmerking: U kunt de dompelpomp ook statio-
nair installeren, d.w.z. ze kan duurzaam op één
plaats worden bevestigd (bijv. voor het regelmatig
om- en uitpompen van bassins en reservoirs). Als u
uw dompelpomp stationair wilt installeren, kunt u voor
meer informatie contact opnemen met een vakman.
Apparaat plaatsen / ophangen
Opmerking: de pompschacht dient minimaal de
afmetingen 40 x 40 x 50 cm (B x D x H) te hebben
zodat de vlotterschakelaar
Hang het apparaat aan de greep
plaats het op de grond. In het andere geval
dreigt gevaar voor schade aan het apparaat.
Opmerking: om de pomp veilig te kunnen
ophangen, kunt u ook het bijgeleverde koord
gebruiken. Sla hiervoor het koord
greep
en bevestig het met een dubbele knoop.
1
apparaat nooit aan de slang. In het andere ge-
val dreigt gevaar voor schade aan het apparaat.
tijdens het werk af en toe de toestand van het
apparaat. Op de grond kan zich na verloop
van tijd vuil en zand ophopen waardoor de
pomp beschadigd kan raken. Bij een te laag
waterpeil in de schacht kan het voorhanden
slik snel vastdrogen en de pomp bij het opstar-
ten belemmeren.
Opmerking: de dompelpomp beschikt over
een automatische ontluchtingsvoorziening
Via deze voorziening ontwijkt de eventueel nog
voorhanden lucht uit het apparaat, zodra u de
pomp onder water dompelt. Als u de pomp tijdens
het gebruik niet helemaal in water onderdompelt,
kan water uit de ontluchtingsvoorziening
vrijkomen. Het betreft daarbij geen defect.
OPGELET! Schroef de ontluchtingsvoorziening
niet eraf, anders dreigt gevaar voor schade
2
aan het apparaat.
16 NL/BE
vrij kan bewegen.
8
op of
1
12
om de
12
OPGELET! Hang het
OPGELET! Controleer
.
2
2
Afpompleiding aansluiten
Opmerking: het afpompen kan worden gerealiseerd
met een vaste buis- of een flexibele slangleiding.
Bij een korrelgrootte van meer dan 35 mm resp.
19 mm bij het verloopstuk kan de slang verstopt
raken (zie hoofdstuk "Onderhoud en reiniging").
Schroef de hoekadapter
(zie afb. B).
4
Stulp een slang over het verloopstuk
bevestig hem met behulp van een slangklem.
Alternatief kunt u een schroefverbinding aan de
hoekadapter
of het verloopstuk
11
Vlotterschakelaar aanbrengen
Opmerking: de vlotterschakelaar
ingesteld dat hij direct in gebruik kan worden geno-
men. In geval van een stationaire installatie moet de
functie van de vlotterschakelaar
terlijk om de drie maanden) gecontroleerd worden.
Het in- of uitschakelpunt van de vlotterschakelaar
kan worden ingesteld door de positie van de vlot-
terschakelaar
in de houder van de vlotterscha-
8
kelaar
te veranderen (zie afb. A).
9
Hierbij geldt: hoe meer speling de kabel van de
vlotterschakelaar
achter de houder van de vlot-
8
terschakelaar
heeft, hoe groter de in- of uitscha-
9
kelhoogte wordt.
Positioneer de vlotterschakelaar
de schakelpunten voor "AAN" en "UIT" gemak-
kelijk en zonder al te veel krachtinspanning
kunnen worden bereikt.
Controleer de functie van de vlotterschakelaar
door de pomp in een met water gevuld reser-
voir te plaatsen, de vlotterschakelaar
de hand voorzichtig op te tillen en vervolgens
weer te laten zakken. Daarbij kunt u vaststellen
of de pomp in- en uitschakelt.
Sluit de netsteker aan op een geschikte contact-
doos om de dompelpomp in gebruik te nemen.
Al naargelang het ingestelde schakelpunt en
het waterpeil schakelt de vlotterschakelaar
automatisch in of uit.
Opmerking: let op dat de afstand tussen de
kop van de vlotterschakelaar en de houder van
op de pompuitlaat
11
en
10
gebruiken.
10
is zodanig
8
regelmatig (ui-
8
8
zodanig dat
8
met
8
8
®