Bedrijfsmodi
Spanningsmetingen
De rode proefleiding op de aansluitklem/contactbus (1)
aansluiten die met "VΩ" gemarkeerd is. Dan de zwarte
proefleiding op de aansluitklem/contactbus (2) aansluiten
die met "COM" gemarkeerd is.
Zet de functie-/bereiksschakelaar (9) op het gewenste
spanningstype (AC c. q. DC). Als u de spanningsgrootte
niet kent, dan zet de schakelaar op de hoogst mogelijke
waarde; dan op één na de hoogste waarde enz. totdat u
een voldoende waarde kunt aflezen.
De proefleidingen op het toestel of stroomkring aanslui-
ten die u wilt meten.
Een (-) symbool wordt bij DC spanningen aangeduid
voor negatieve polariteit; een positieve polariteit wordt
geïmpliceerd.
Voer geen metingen uit waarbij de spanning boven de
1000 Vdc/750 Vac ligt om het gevaar van elektrische
schokken en een vernieling van apparaat en accessoires
te voorkomen. Deze spanningswaarden zijn het maxi-
mum waarvoor het apparaat werd ontwerpen. De geme-
ten potentiaal tussen de "COM" contactbus/aansluitklem
en aarde mag 500 V niet overschrijden.
Weerstandsmetingen
WAARSCHUWING
Weerstands- of doorgangsmetingen in stroomkringen die on-
der stroom staan kunnen leiden tot elektrische schokken,
beschadigingen van het apparaat en het te controleren be-
drijfsmiddel. Weerstandsmetingen moeten in spanningsloze
circuits worden uitgevoerd daarmee uw veiligheid optimaal
kan worden gegarandeerd. De elektronische overbelastings-
beveiliging die in het apparaat ingebouwd is vermindert het
gevaar van ernstige beschadigingen van het apparaat, toch
kunnen mogelijke defecten of elektrische schokken niet wor-
den uitgesloten.
Onderbreek de stroomvoorziening van het toestel dat u
wilt testen. Ontlaad alle condensatoren. Wanneer nog
spanning aanwezig is, kan een verkeerd resultaat van de
weerstandsmeting worden aangeduid en – bij overschrij-
ding van de overlastbeveiliging van 500 Vdc of AC – tot
de beschadiging van het apparaat leiden.
De rode proefleiding op de aansluitklem/contactbus (1)
aansluiten die met "VΩ" gemarkeerd is. Dan de zwarte
proefleiding op de aansluitklem/contactbus (2) aansluiten
die met "COM" gemarkeerd is.
Het gewenste ohm-bereik (Ω) instellen.
De zwarte en rode proefleidingen op het te meten toestel
of stroomkring aansluiten. Alvorens u de meting begint
zorg ervoor dat de stroomtoevoer van het meetobject
onderbroken is.
Open stroomkringen worden als overbelasting op het
weergavescherm aangeduid.
67