STORING
1. Toestel pompt geen
1.
Geen elektriciteitstoevoer.
vloeistof, de motor
loopt niet.
2.
De thermische motorbeveiliging is geactiveerd.
3.
De condensator is defect.
4.
De motoras blokkeert.
5.
De elektronische pompbesturing is defect.
6.
De droogloopbescherming is geactiveerd (het rode
controlelampje "Error" brandt).
2. De motor loopt, maar
1.
De pompbehuizing is niet met vloeistof gevuld.
het toestel pompt geen
vloeistof.
2.
Binnentreden van lucht in de aanzuigleiding.
3.
Aanzuighoogte en/of opvoerhoogte te hoog.
4.
Het hoogteverschil tussen de elektronische
pompbesturing en het aftappunt, dat volgens de
instellingen van het toestel max. 15 m mag zijn, is
te groot.
3. Het toestel stopt na
1.
De stroomaansluiting is niet in overeenstemming
een korte bedrijfsduur
met de gegevens op het typeplaatje.
met pompen, omdat de
thermische
2.
Vaste deeltjes verstoppen de pomp of
motorbeveiliging is
aanzuigleiding.
geactiveerd.
3.
De vloeistof is te dik.
4.
De temperatuur van de vloeistof of de omgeving is
te hoog.
4. De droog-
1. Zie punt 2.2. + 2.3.
loopbescherming is
geactiveerd (het rode
controlelampje "Error"
brandt).
5. De pomp slaat te vaak
1.
Voortdurend verlies van zeer kleine hoeveelheden
automatisch aan en af.
vloeistof (bijv. druppelende kraan, lekke slangen of
aansluitingen).
2.
De elektronische pompbesturing is defect.
6. De pomp slaat niet af. 1.
Voortdurend verlies van grote hoeveelheden
vloeistof.
2.
7. De pomp bereikt niet
1.
Zie punt 2.2.
de gewenste druk.
2.
De rotor is versleten.
11. Garantie
Dit toestel is volgens de nieuwste methodes geproduceerd en gekeurd. De verkoper verleent garantie op
materiaal- en fabricagefouten volgens de wettelijke bepalingen van het land waarin het toestel is gekocht. De
garantieperiode begint met de dag van aankoop onder de volgende voorwaarden:
Binnen de garantieperiode worden alle gebreken die door materiaal- of fabricagefouten zijn veroorzaakt kosteloos
verholpen. Reclamaties moeten onmiddellijk na constatering worden gemeld.
MOGELIJKE OORZAAK
De elektronische pompbesturing is defect.
1.
Met een gekeurd apparaat controleren of er
spanning aanwezig is (neem de
veiligheidsinstructies in acht!). Controleer of de
stekker correct aangesloten is.
2.
Stekker uit het stopcontact trekken, systeem laten
afkoelen, oorzaak verhelpen.
3.
Neem contact op met de klantenservice.
4.
Oorzaak nagaan en de blokkering van de pomp
opheffen.
5.
Neem contact op met de klantenservice.
6.
Zie punt 2.2 + 2.3 + kapittel 9.3. "Uitschakeling bij
drooglopen resp. Watergebrek"
1.
Vul de pompbehuizing met vloeistof (zie hoofdstuk
"Ingebruikname")
2.
Controleer of / zorg ervoor dat:
a)
de aanzuigleiding en alle verbindingen luchtdicht
zijn.
b)
de ingang van de aanzuigleiding incl.
terugslagventiel geheel in de te verpompen vloeistof
is gedompeld.
c)
het terugslagventiel met aanzuigfilter niet lek of
geblokkeerd is.
d)
de aanzuigleidingen geen sifon, knik, tegenhelling
of vernauwing vertonen.
3.
Verander de opstelling van de installatie zo dat de
aanzuighoogte en/of de opvoerhoogte de max.
waarde niet overschrijden.
4.
De inschakeldruk van de elektronische
pompbesturing moet hoger worden ingesteld. Dit
mag uitsluitend door een vakkundig installateur of
elektricien worden uitgevoerd.
1.
Met een gekeurd apparaat de spanning op de
leidingen van de aansluitkabel controleren (neem
de veiligheidsinstructies in acht!).
2.
Verstopping verwijderen.
3.
De pomp is niet geschikt voor deze vloeistof.
Eventueel de vloeistof verdunnen.
4.
Zorg ervoor dat de temperatuur van de te
verpompen vloeistof en de omgeving de maximaal
toegestane waarden niet overschrijdt.
1. Zie punt 2.2. + 2.3.
1.
Dicht / sluit de lekkende delen.
2.
Neem contact op met de klantenservice.
1.
Lekkage verhelpen.
2.
Neem contact op met de klantenservice.
1.
Zie punt 2.2.
2.
Neem contact op met de klantenservice.
7
OPLOSSING
48