3. Vul de aanvoerwaterpomp met water met gebruik van een aanvoerwatertank.
Zorg er tijdens het vullen voor dat u het uiteinde van de pomp of de tank in een
afwateringsbak steekt. (Als u dit niet doet kan er water over de machine heen
lopen.)
4. Zet de hoofdschakelaar aan. De afvoerpomp moet gaan werken zonder dat u
de afstandsbediening hoeft te bedienen. Verzeker u er met gebruik van een
doorzichtige slang van dat het afvoerwater geloosd wordt.
8. Elektrische bedrading
Voorzorgsmaatregelen bij elektrische bedrading
Waarschuwing:
Elektrisch werk moet door gekwalificeerde elektriciens gedaan worden in
overeenstemming met de van toepassing zijnde "Technische Normen voor
Elektrische Installatie" en de bijgeleverde installatie-instructies. Speciale
circuits moeten ook gebruikt worden. Als een voedingscircuit te weinig
capaciteit of een installatiedefect heeft, kan het een elektrische schok of
brand veroorzaken.
1. Zorg ervoor om voeding van het speciaal afgetakte circuit te gebruiken.
2. Zorg ervoor om een aardlekschakelaar in het voedingscircuit te installeren.
3. Monteer het apparaat zodanig dat geen van de regelcircuitkabels (afstands-
bediening, transmissiekabels) in direct contact met de voedingskabel buiten
het apparaat kan komen.
4. Zorg ervoor dat er op geen enkele kabelaansluiting speling zit.
5. Sommige kabels (voedings-, afstandsbedienings- en transmissiekabels) bo-
ven het plafond kunnen door muizen doorgebeten worden. Gebruik voor be-
scherming zoveel mogelijk metalen pijpen om kabels doorheen te trekken.
6. Verbind het netsnoer nooit met de voedingsleidingen voor de transmissiekabels.
Als u dit wel doet, begeven de kabels het.
<Tabel 1>
Systeemconfiguratie
Lengte transmissiekabel
Gebouwen voorbeeld (voor
Woonhuis of alleenstaande win-
lawaaibeoordeling)
kel zonder lawaai
VCTF, VCTFK, CVV, CVS, VVR,
Types transmissiekabel
VVF, VCT of gepantserde CVVS
of CPEVS kabel.
Lengte
2. Afstandsbedieningskabels
Kabeltypes
2-aderige kabel (ongepantserd)
Kabeldiameter
0,3 – 1,25 mm
Lengte
Maximaal 200 m
8.1. Bedrading voedingskabel
•
De voedingskabels van de apparatuur mogen niet lichter zijn dan de 245 IEC
57 of 227 IEC 57 norm.
•
Bij installatie moet er een schakelaar met een contactafstand van ten minste
3 mm tussen de polen worden opgenomen in het voedingscircuit van de air-
conditioning.
Grootte elektriciteitskabel: meer dan 1,5 mm
[Fig. 8.1.1] (P.4)
A Schakelaar 16 A
C Binnenapparaat
D Totale stroomsterkte moet minder dan 16 A zijn
E Trekdoos
[Een stroombreker zonder zekering (NF) of een aardlekschakelaar (NV) se-
lecteren]
Om een NF of een NV in plaats van een combinatie van een Klasse B zekering
met schakelaar te selecteren, moet u het volgende gebruiken:
•
In het geval van een Klasse B zekering van 15 A of 20 A,
NF modelnaam (MITSUBISHI): NF30-CS (15 A) (20 A)
NV modelnaam (MITSUBISHI): NV30-CS (15 A) (20 A)
Gebruik een aardlekschakelaar met een gevoeligheid van maximaal 30 mA 0,1sec.
50
Voor een enkelvoudig koelsysteem
Maximaal 120 m
Gebouw, kliniek, ziekenhuis of communicatie-
station zonder lawaai dat vermoedelijk ont-
wikkeld wordt door een gelijkstroom/wissel-
stroom-omzetter, een eigen stroomgenerator,
medische uitrusting met een hoge frequen-
tie, radiocommunicatie-uitrusting, enz.
Maximaal 120 m
MA-afstandbediening
2
2
B Overstroombeveiliging 16 A
5. Zet, nadat u dit gecontroleerd hebt, de hoofdschakelaar weer uit, haal de
connector eraf en steek de polyethyleenplug er weer in.
[Fig. 7.3.1] (P.4)
A Steek het uiteinde van de pomp er 2 – 4 cm in.
B Haal de polyethyleen plug eruit
D Water
7. Zorg ervoor dat u de regelkabels aan het binnenapparaat, de afstandsbedie-
ning en het buitenapparaat aansluit.
8. Aard het apparaat aan de kant van het buitenapparaat.
9. Selecteer regelkabels volgens de voorwaarden zoals op pagina 50 aangegeven.
Voorzichtig:
Zorg ervoor dat u het apparaat aan de kant van het buitenapparaat aardt.
Sluit de aardingskabel niet op een gas- of waterleiding, een bliksemafleider
of een aardingskabel voor de telefoon aan. Een niet goed geïnstalleerde aar-
dingskabel kan elektrische schokken veroorzaken.
Types regelkabels
1. Bedrading van transmissiekabels
•
Types transmissiekabels
Ontwerp de bedrading in overeenstemming met de hiernavolgende tabel <Ta-
bel 1>.
•
Kabeldiameter
Minimaal 1,25 mm
2
Minimaal 120 m
Gepantserde CVVS of CPEVS kabel
M-NET-afstandbediening
Ongepantserde kabel voor tot en met 10 m; dezelfde specificatie als "1." Bedra-
ding transmissiekabels voor meer dan 10 m.
2
0,3 – 1,25 mm
Voeg een gedeelte van meer dan 10 m bij tot binnen de langst toegestane
transmissiekabellengte van 200 m. (Gepantserd gedeelte is meer dan 1,25 mm
Voorzichtig:
Gebruik niets anders dan de correcte capaciteitsverbreker en zekering. Het
gebruik van een zekering, kabel of koperdraad met een te grote capaciteit
kan een defect of brand veroorzaken.
8.2. De
afstandsbediening
transmissiekabels voor het binnen- en
buitenapparaat aansluiten
•
Sluit binnenapparaat TB5 en buitenapparaat TB3 aan. (Apolair 2-draads)
De "S" op binnenapparaat TB5 is een gepantserde kabelaansluiting. Zie voor
specificaties van de aansluitkabels de installatie-instructies van het buiten-
apparaat.
•
Monteer een afstandsbediening in overeenstemming met de aanwijzingen die
bij de afstandsbediening zitten.
•
Sluit de "1" en "2" op binnenapparaat TB15 aan op een MA-afstandbediening.
(Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
•
Sluit de "M1" en "M2" op binnenapparaat TB5 aan op een M-NET-afstand-
bediening. (Niet-gepolariseerde tweeaderige kabel)
•
Sluit de transmissiekabel van de afstandsbediening aan binnen 10 m met ge-
bruik van een kabel van 0,75 mm
2
gebruik dan een 1,25 mm
aansluitkabel.
C Ongeveer 1000 cc
E Vulopening
Voor een meervoudig koelsysteem
Onafhankelijk van de lengte
Alle gebouwen
Maximaal 200 m
en
2
ader. Als de afstand meer dan 10 m is,
2
)
de