6. Proefdraaien
6.1. Voordat u gaat proefdraaien
► Controleer nadat u de binnen-en buitenapparaten, inclusief pijpen en bedra-
ding, volledig heeft geïnstalleerd het geheel op lekken van koelstof, losse
elektrische contacten in voeding of besturingsbedrading en polariteit en
controleer of er geen verbreking van een fase in de voeding is.
► Controleer met behulp van een megohmmeter van 500 volt of de weerstand
tussen de netspanningsaansluitpunten en de aarde minimaal 1,0 MΩ be-
draagt.
TEST RUN
COOL, HEAT
°C
°C
SIMPLE
TEMP.
ON/OFF
MENU
ON/OFF
FILTER
BACK
MONITOR/SET
DAY
CHECK
TEST
OPERATION
PAR-21MAA
CLOCK
CLEAR
Fig. 6-1
Fig. 6-2
Fig. 6-3
A Knop ON/OFF
B Weergave TEST RUN (proef-
draaien)
C Temperatuurweergave omge-
ving/vloeistofl eiding
D ON/OFF-lampje
E Stroomweergave
F Weergave van foutcode
Weergave van resterende
looptijd van test
G Instellingsknop temperatuur
H Keuzeknop werkingsmodus
I Knop ventilatorsnelheid
M Knop TEST (test)
A Doe het uiteinde van de pomp er 3 tot
5 cm in.
B Deksel van inlaat voor waterlevering
C Ongeveer 1000 cc
D Water
E Draineerplug
► Voer deze test niet uit op de aansluitpunten van de besturingsbedrading
(laagspanningscircuit).
Waarschuwing:
U mag de airconditioner niet gebruiken als de isolatieweerstand minder dan
1,0 MΩ bedraagt.
6.2. Proefdraaien
De volgende 3 methodes zijn mogelijk.
6.2.1. Afstandsbediening met draad (Fig. 6-1)
1 Schakel het apparaat minimaal 12 uur voor het proefdraaien in.
2 Druk tweemaal op de toets [TEST]. ➡ "TEST RUN" in het LCD-venster
3 Druk de toets [Mode selection] (Moduskeuze) in.
➡ Controleer of er lucht wordt uitgeblazen.
4 Druk op de toets [Mode selection] (Moduskeuze) en schakel over naar de werk-
stand koelen (of verwarmen).
➡ Controleer of er koude (of warme) lucht wordt uitgeblazen.
5 Druk op de toets [Fan speed] (Windsnelheid).
➡ Controleer of de luchtuitstroomsnelheid verandert.
6 Controleer de ventilator van het buitenapparaat op een goede werking.
7 Schakel het proefdraaien uit met de [ON/OFF] (AAN/UIT)-toets ➡ Stop
8 Leg een telefoonnummer vast.
Het telefoonnummer van de reparatiewerkplaats, het verkoopkantoor, enz., kan
in de afstandsbediening worden vastgelegd, zodat u contact op kunt nemen als
er zich een storing voordoet. Het telefoonnummer wordt dan getoond als er zich
een fout voordoet. Zie voor het registreren de bedieningshandleiding van het bin-
nenapparaat.
6.2.2. De draadloze afstandsbediening gebruiken (Fig. 6-2)
1 Schakel minstens 12 uur voor het proefdraaien de netspanning op het appa-
raat.
2 Druk twee keer achter elkaar op de toets
(Voer deze handeling uit wanneer het display van de afstandsbediening is uitge-
schakeld.)
en de huidige stand worden weergegeven.
A
3 Druk op de
b -toets om de
stellen; controleer daarna of er koude lucht uit het apparaat wordt geblazen.
4 Druk op de
-toets om de
te stellen; controleer daarna of er verwarmde lucht uit het apparaat wordt gebla-
zen.
5 Druk op de knop
en controleer of het toerental van de ventilator veran-
dert.
6 Druk op de VANE
(lamellen)-toets en controleer of het automatische lamel-
lenrooster goed werkt.
7 Druk op ON/OFF (AAN/UIT) om het proefdraaien te beëindigen.
Opmerking:
• Richt de afstandsbediening op de afstandsbedieningssensor van het bin-
nenapparaat en voer de stappen 2 t/m 7 uit.
• Het apparaat kan in de werkstanden VENTILATOR, DROGEN en AUTO niet in
werking worden gezet.
6.3. Controle van de drainage (Fig. 6-3)
• Controleer dat tijdens het proefdraaien het water correct afwatert en dat er geen
water uit de aansluitingen lekt.
• Controleer dit altijd tijdens de installatie, zelfs als het apparaat niet wordt geïnstal-
leerd voor koelen/drogen.
• Controleer ook of de afvoer goed functioneert, voordat u de installatie tegen een
plafond geheel afrondt.
(1) Verwijder het deksel van de waterinlaatopening en vul circa 1000 cc water bij,
bijvoorbeeld met behulp van een waterpomp. Let er hierbij goed op dat u geen
water morst in het mechanisme van de afvoerpomp.
(2) Controleer, nadat u overgeschakeld hebt van afstandsbediening op proefdraaien,
dat het water er via de draineeruitlaat uitloopt.
(3) Installeer het deksel weer en isoleer de voedingsleiding, nadat u de afvoer heeft
gecontroleerd.
(4) Nadat u heeft gecontroleerd of het afvoersysteem goed functioneert, kunt u de
aftapplug weer aanbrengen.
.
(koel)-stand in werking te
(verwarming)-stand in werking
41