CONTROLEREN VAN DE OPLOODSTRALEN
(PROJECTIEPUNTEN) (ALLEEN CPL206)
•
Plaats de laser op ongeveer 1m hoogte van de
vloer (b.v. op een statief) en zet de laser aan door
vier keer achtereenvolgens op de AAN/ UIT knop
te drukken (puntenprojectie).
•
Markeer een referentiepunt A op de vloer (afb. 5)
en plaats de laser zo dat de neerwaartse oplood-
straal precies op dit referentiepunt valt..
•
Markeer het geprojecteerde punt (B1) op het
plafond.
•
Draai de laser 180° en richt de neerwaartse
oploodstraal opnieuw op punt A.
•
Markeer opnieuw het geprojecteerde punt (B2)
op het plafond. Indien de afwijking tussen B1
en B2 kleiner is dan 3 mm, dan is de laser juist
gekalibreerd.
Indien u vaststelt dat de laser ontregeld is,
dan moet het toestel worden
eruggezonden naar uw verkoper om in een
erkend servicecentrum opnieuw te worden
gekalibreerd.
CONTROLEREN VAN DE 90° HOEK
(ALLEEN CPL206)
•
Plaats de laser op een statief in het midden van
een ruimte met ongeveer 5 m lengte.
•
Zet de laser aan door vier keer achtereen-
volgens op de AAN/ UIT knop te drukken
(puntenprojectie) en markeer de respectievelijk
naar achter, naar links, naar rechts en naar onder
geprojecteerde punten met A, B, C en D.
•
Draai de laser 90° naar rechts – let erop dat de
neerwaartse oploodstraal op punt D blijft – en
richt de naar achter uitgaande straal precies op
punt C. Markeer het nieuwe punt B op de muur
links van de laser.
•
Meet de afwijking tussen punt A en B: indien
deze kleiner is dan 3 mm, dan is de laser juist
gekalibreerd.
NL
9