Kenmerken van het apparaat
Art.
Max. watertoevoerleidingsdruk
Max. watertoevoerleidingstem-
peratuur
Montage
De installatie moet voldoen aan de
plaatselijke voorschriften m.b.t. de
plaatsing van buissystemen.
Er mogen uitsluitend voor de betreffen-
de installatie toegelaten terugstroom-
verhinderaars gebruikt worden.
Aan de voorhanden afsluitorganen dient een dru-
kindicator geïnstalleerd te worden die voldoet aan
de geldende voorschriften m.b.t. de plaatsing van
buissystemen.
Opmerking
Er kan een willekeurig aantal doseer-
apparaten gecombineerd worden.
Voorbereiding
Beide borgschroeven [2] van de afdekking
■
verwijderen.
Afdekking van de behuizing van het doseerap-
■
paraat verwijderen.
Indien meerdere doseerapparaten gecombi-
■
neerd worden:
• Afsluitdop [14] uit alle doseerapparaten met
uitzondering van het laatste doseerapparaat
verwijderen.
• Inlaataansluiting van voorgeschakelde een-
heden met de slangopnamestukken [3] van
daaropvolgende eenheden verbinden.
Doseerapparaat aan het montageoppervlak
■
houden en de positie van de montagegaten [5]
voor de bevestigingsschroeven markeren.
Voor max. vier met elkaar verbonden doseer-
apparaten zijn twee bevestigingsschroeven
voldoende.
Bij wandmontage op de gemarkeerde plaatsen
■
gaten met een diameter van 6 mm boren en
deuvels (bijgeleverd) inzetten.
Bij montage op een houten ondergrond op de
■
gemarkeerde plaatsen gaten met een diameter
van 3 mm boren.
Bevestigingsschroeven (bijgeleverd) door mon-
■
tagegaten [5] steken.
Doseerapparaat vastschroeven.
■
Afdekking plaatsen en met borgschroeven [2]
■
bevestigen.
Slangopnamestuk [3] demonteren.
■
0891 385 020
Vloeistofdichtmiddel op de schroefdraad van
■
8,6 bar
het slangopnamestuk zetten.
Watertoevoerslang met het slangopnamestuk
65 °C
■
[3] aansluiten.
De aansluiting kan vrij gekozen worden door de
dop en het slangopnamestuk te vervangen.
Slangopnamestuk handvast aandraaien.
■
Slangopnamestuk verder anderhalve omwente-
■
ling aanhalen.
Doseerhoeveelheid instellen
De doseerhoeveelheid wordt aangestuurd via de
passende meetspits.
Passende meetspits [7] in de inlaataanslui-
■
ting [6] schroeven (zie tabel voor selectie).
Doseermedium aansluiten
Reservoir met doseermedium max. 1,80 m
■
onder het doseerapparaat plaatsen (grotere
hoogteverschillen beperken het injectiegedrag).
Keramisch gewicht [9] op inlaatslang [8]
■
schuiven.
Inlaatslang met voetventiel en keramisch gewicht
■
in het reservoir met het doseermedium brengen.
Inlaatslang [8] indien nodig inkorten.
■
Inlaatslang [8] op de inlaataansluiting [6] schuiven.
■
Uitlaatslang [11] op de uitlaataansluiting [12]
■
schuiven.
Uitlaatslang indien nodig inkorten.
■
Tijdens gebruik stroomt water door de mengregelaar.
Het doseermedium wordt aangezogen en verdund.
In-/uitschakelen
Inschakelen: Knop [1] indrukken.
■
Permanent inschakelen: Lip van de knop
■
ontkoppelen.
De ingedrukte knop [1] 90° met de wijzers
van de klok mee draaien voor permanente
inschakeling.
Uitschakelen: Knop [1] loslaten of vergren-
■
delde knop tegen de wijzers van de klok in
draaien.
Ingebruikname
Controleer of de kengetallen van het
apparaat niet worden overschreden.
Gebruik
29