BEDIENING
Algemeen
• Zet het apparaat aan met de
actief.
• Met de aan/uit-toets
ingestelde werking wordt in het geheugen opgeslagen.
• De gewenste temperatuur wordt met de omhoog [4] en/of omlaag [5] toets,
binnen de grenzen van de thermostaat 18 °C – 25 °C.
• Stel met de ventilatortoets
, hoog:
automatische stand wordt de ventilatorsnelheid bepaald door het verschil tussen
ingestelde temperatuur en de kamertemperatuur.
Tijd instellen
Na eerste installatie en aan het begin van een nieuwe gebruiksperiode moet de tijd
worden ingesteld. Met (nieuwe) batterijen in de afstandsbediening:
Druk op de klok
voor de uren en de omlaag toets voor de minuten.
Koelen
1. Druk op de modus toets
2. Stel de gewenste temperatuur in.
3. Stel met de ventilatortoets
Verwarmen
1. Druk op de modus toets
2. Stel de gewenste temperatuur in.
3. Stel met de ventilatortoets
Ontvochtigen (9KE max. 17 L/24h, 12KE max. 24 L/24h)
1. Druk op de modus toets
2. Stel de gewenste temperatuur in.
3. De ventilatortoets werkt niet in ontvochtigen-modus. De ventilatorsnelheid is in
deze modus altijd laag.
Ventilator modus
1. Druk op de modus toets
2. Stel de gewenste temperatuur in.
3. Stel met de ventilatortoets
-toets [1]. De laatst ingestelde werking wordt
wordt het apparaat uitgezet, de op dat moment
de ventilatorsnelheid in, laag:
of automatisch (het symbool op de display knippert). In
-toets [8] om de tijd in te stellen. Gebruik de omhoog toets
totdat het koelsymbool
de ventilatorsnelheid in.
totdat het verwarmensymbool
de ventilatorsnelheid in.
totdat het ontvochtigensymbool
totdat het ventilatorsymbool
de ventilatorsnelheid in.
, matig:
verschijnt.
verschijnt.
verschijnt.
verschijnt.
NL
5