4
Controle van installatie – checklist
•
Wordt getrokken nadat deze is afgekoppeld en of de slang de vloer niet
raakt.
•
Pas zo nodig het hefvermogen van de balancer aan. Zie instructie
nr. 148103.
•
Controleer of de slang niet vasthaakt in het voertuig of de deur van de
garage.
•
Controleer het luchtdebiet (auto's 400 m
1500 m
/h) in de opening van het mondstuk met behulp van een
3
luchtdebietmeter. Controleer eventueel de rotatierichting van de ventilator
en/of de werking van de klep.
5
Gebruikershandleiding
De enkelvoudige afzuiging voor uitlaatgassen is ontworpen voor stationair
gebruik met auto's of zware voertuigen zoals trucks, bussen enz.
Aanbevolen luchtdebiet:
•
Auto's: minimum 400 m
•
Vrachtwagens en bussen: minimum 1500 m
5.1
Aansluiting
1.
Open de garagedeur en start de ventilator voor de afzuiging van de
uitlaatgassen.
2.
Rijd de auto tot aan de voorziene plaats.
3.
Bevestig het mondstuk aan op de uitlaat met behulp van de bijbehorende
klem.
5.2
Ontkoppeling
1.
Open de garagedeur en stop de ventilator ventilator voor de afzuiging van
de uitlaatgassen.
2.
Ontkoppel het mondstuk van de uitlaat. Houd de slang tegen tot de
balancer deze tot in zijn uiterste positie heeft opgeheven. Eenheden
geleverd met automatische ontkoppeling hebben een in de fabriek
aangepaste draad, verbonden met de veiligheidskoppeling en het
mondstuk.
3.
Rijd de auto uit het station.
LET OP!
De slang kan een temperatuur van 150 °C weerstaan (slang type
NFC 300 °C voor continu gebruik). Door hogere temperaturen neemt de
levensduur van het product af. Vermijd dus werkzaamheden waarbij langere
tijd continu bedrijf nodig is waardoor hoge uitlaatgastemperaturen ontstaan.
Single Exhaust Extractor
/h, vrachtwagens/ bussen
3
/h
3
/h.
3
NL
25