gekozen gereedschap op de machine.
8
Werking van de machine, keuze van beveiligingen en afstellingen.
Door de vele bewerkingen die met de verticale freesmachine kunnen worden uitgevoerd met
de verschillende soorten freesdoorns, freeshouders en frezen, moeten verschillende soorten
beveiligingen worden gebruikt. Elke bewerking moet apart worden bekeken en daarna moeten de
meest aangepaste beveiligingen worden gekozen. De minimale opening in de tafel is eveneens
afhankelijk van het soort frees, doorsnede van de messen en de hoogte waarin de frees is afgesteld.
Deze kan worden bekomen door de inlegringen te gebruiken die worden meegeleverd, zodat een
zo klein mogelijke opening wordt verkregen en het risico dat het stuk omslaat en in de messen slaat
onbestaande wordt.
Het werken met een doorvoerapparaat kan voorkomen dat men met de handen tegen de frees
terechtkomt.
Dergelijke doorvoerapparaten kunnen gemakkelijk worden afgeregeld en aangepast aan de grootte
van de stukken.
Als men geen doorvoersysteem gebruikt moeten drukveren worden gebruikt – zo geplaatst dat de
horizontale en verticale drukveren een tunnel vormen waarin het stuk kan worden geschoven – en dit
samen met een opvulplaat tussen de 2 geleiders of een ander middel waardoor de afstand tussen de
geleiders verkleint.
9
Werken met de topkap wanneer de hele lengte van een stuk moet worden gefreesd.
In de meeste gevallen gebruikt men voor een dergelijk werk een rechte geleider, en dit doordat de
stukken op hun volledige lengte rechthoekig zijn. Ze kunnen dus worden geleid in de hoek die door
de tafel en de geleider wordt gevormd. De verticale en horizontale drukveren kunnen zo worden
geplaatst dat ze een tunnel vormen waardoor de stukken kunnen worden geleid. Het tweede stuk kan
dan worden gebruikt om het eerste stuk verder te duwen, het laatste stuk wordt bewerkt met behulp
van een houtduwer. In functie van de afmetingen van de stukken moeten speciale blokken worden
gebruikt. Voor het bewerken van panelen van geringe dikte mag enkel de top van de drukveer
worden gebruikt, op voorwaarde dat de dikte overeenstemt. Op een verticale freesmachine is de
afstand tussen de 2 uiteinden van de geleider voldoende groot om de nodige ruimte te laten voor
de frees. Daardoor worden de messen, de frees en de freesdoorn onnodig blootgesteld en kan
daarenboven het uiteinde van het stuk in contact komen met de neus van de uitgangsgeleiding.
Deze risico's kunnen vermeden worden door een opvulplaat tussen 2 geleiders, of een variante
daarvan, te gebruiken die de ruimte tussen de geleiders minimaliseert.
10 Werken met de topkap wanneer niet de hele lengte van een stuk moet worden gefreesd.
Dit wordt "inzetfrezen" genoemd: de messen moeten het stuk niet aan het begin aansnijden, maar
wel ergens tussenin en/of voor het einde van het stuk eindigen. Men moet eveneens een aanslag
gebruiken die stevig is vastgemaakt zowel vooraan als achteraan.
Enkel indien het stuk groot genoeg is mag men het met de hand geleiden; in alle andere gevallen
moet een mal of een steun met bescherming worden gebruikt om zoveel mogelijk te vermijden dat
de handen de messen raken. Door de mal kan het stuk snel en precies geplaatst en stevig op zijn
plaats gehouden worden. Het meest praktische om het stuk vast te houden is een snel klemsysteem
dat ofwel met tuimelaars, ofwel met nokken werkt. De aanslagen vooraan en achteraan die aan de
geleider of de tafel zijn vastgemaakt zorgen voor een betere controle van de mal. Door middel van
een tweede mal, vastgemaakt aan de mal zelf, kan aanvoer en afvoer gebeuren.
11 Bogenfreeswerkzaamheden.
Bij het werken met de bogenfrees moet steeds een steun worden gebruikt, behalve als een bepaalde
behandeling dit niet toelaat, d.w.z. als een stuk zo groot is dat het gebruik van een steun het werk
onpraktisch maakt, of als een stuk zo klein of moeilijk te bewerken is dat het niet zonder gevaar in
de steun kan worden gehouden. De definitieve vorm wordt verkregen door de mal tegen een op de
topas geplaatste kogellagergeleider te houden terwijl het stuk tegen het werktuig wordt gehouden.
De mal kan deel uitmaken van de steun.
12 Afschuinen.
Voor het afschuinen moet gezorgd worden voor een stevige steun, hetzij met een speciale mal, om
weerstand te bieden aan de bruuske beweging van het stuk als het werktuig in aanraking komt met
het te bewerken stuk. Deze bewerking moet verboden worden, zelfs als een steun wordt gebruikt.
HX SERIES 03-V0911
– Français
5
– Nederlands