Ingebruikname
LET OP!
■
Neem de wettelijke bepalingen voor bescherming tegen geluidsover-
last in acht.
Controleer het apparaat voor ingebruikname steeds op:
NL
■
Dichtheid van het brandstofsysteem.
BE
■
Onberispelijke toestand en volledigheid van de beveiligingsvoorzienin-
gen en de maai-inrichting.
■
Vastzitten van alle schroefverbindingen.
■
Soepele beweegbaarheid van alle bewegende onderdelen.
Starten bij koude motor
LET OP!
■
Laat het startkoord nooit los zodat het terugschiet. Dit kan beschadi-
gingen tot gevolg hebben.
1.) Vul de benzinetank
2.) Druk 6 x op de brandstofpomp
3.) Zet de aan-/uitknop
4.) Trek de chokehendel
5.) Houd het apparaat goed vast en trek het startkoord
stand voelt. Trek vervolgens het startkoord
start.
6.) Herhaal de stappen 4–5 als de motor niet start.
7.) Druk op de gashendel
motor loopt.
Lees de sectie "Problemen oplossen" als de motor ook na meerdere pogingen
niet aanslaat.
LET OP!
■
Trek het startkoord
koord
vast, wanneer het startkoord
Laat het startkoord
OPMERKING
■
Bij zeer hoge buitentemperaturen kan het voorkomen dat ook bij een
koude motor zonder choke moet worden gestart!
Starten bij warme motor
(Het apparaat heeft minder dan 15–20 minuten stilgestaan)
1.) Zet de aan-/uitknop
2.) De chokehendel
hoeft voor het starten van de warme motor niet te
worden getrokken.
3.) Houd het apparaat goed vast en trek het startkoord
eerste weerstand uit. Trek nu het startkoord
moet na 1–2 keer trekken starten. Als het apparaat na 6 keer trekken
nog niet start, herhaalt u stap 1-7 onder "Starten bij koude motor".
Motor uitschakelen
Volgorde bij noodstop
Als het apparaat onmiddellijk moet worden gestopt, zet u de aan-/uit-
knop
op "0".
Normale volgorde
■
Laat de gashendel
de aan-/uitknop
op "0".
LET OP!
■
Bij stationair draaien moet het mes stilstaan. Als het mes draait, moet
de carburateur worden afgesteld!
48
(zie ook de sectie "Brandstof en olie").
(primer).
op "I".
naar positie "
".
snel aan. Het apparaat
om de auto-choke te activeren zodra de
altijd rechtuit. Houd de greep van het start-
weer wordt ingetrokken.
nooit los zodat het terugschiet.
op "I".
snel aan. Het apparaat
los en wacht tot de motor stationair draait. Zet
Werkinstructies
Oefen voordat u het apparaat gaat gebruiken alle werktechnieken (zie
afb. 6a - 6c) bij uitgeschakelde motor.
Snijdraad langer maken
Laat de motor met vol gas lopen en tik de draadspoel
de snijdraad langer te maken. De draad wordt automatisch langer. Het
mes
op de snijdraad-beschermkap
A
stane lengte (zie afb. 6d).
LET OP!
Gazon-/gras-/onkruidresten hopen zich op onder de beschermkap
■
Verwijder de resten bij uitgeschakelde motor met een plamuurmes of
iets dergelijks.
Verschillende maaimethoden
Trimmen / maaien (3-tands snijmes evt. met draadspoel)
■
Beweeg het apparaat in een sikkelvormige maaibeweging heen en
weer (zie afb. 6a).
■
Houd het snijgereedschap parallel aan de grond en stel de gewenste
maaihoogte vast.
Laag trimmen (met draadspoel)
■
Houd het apparaat iets schuin boven de grond (zie afb. 6b). Maai
aan tot u weer-
altijd van u af. Beweeg het apparaat niet naar u toe.
Afmaaien (met draadspoel)
■
Bij afmaaien maait u alle vegetatie tot aan de grond weg. Daartoe
draait u de draadspoel in een hoek van 30° graden naar rechts. Zet
de handgreep in de gewenste positie (zie afb. 6c).
Maaien bij een boom / hekwerk / fundering (met draadspoel)
OPMERKING
■
Als de draad in aanraking komt met bomen, stenen, stenen muren
of funderingen, slijt de draad af of gaat deze rafelen. Als de draad
tegen hekwerk slaat, breekt de draad af.
LET OP!
■
Verwijder met het apparaat geen voorwerpen van looppaden e.d.!
Het apparaat genereert grote krachten, en kleine stenen of andere
voorwerpen kunnen 15 meter en meer worden weggeslingerd en
resulteren in letsel of beschadigingen aan auto's, huizen en ramen.
Draag een veiligheidsbril!
Klemzitten
Schakel onmiddellijk de motor uit als het snijgereedschap blokkeert. Ver-
wijder gras en struikgewas uit het apparaat voordat u het weer in gebruik
tot aan de
neemt.
Terugslag voorkomen
Bij het werken met het mes bestaat er gevaar voor een terugslag wanneer
het mes in contact komt met vaste obstakels (boomstam, tak, boomstronk,
steen e.d.). Het apparaat wordt daarbij tegen de draairichting van het
snijgereedschap in teruggeslingerd. Dit kan ertoe leiden dat u de controle
over het apparaat verliest. Gebruik het apparaat niet in de nabijheid
van hekken, metalen kozijnen, afperkingsstenen of funderingen. Voor het
maaien van licht struikgewas plaatst u het apparaat zoals weergegeven
op afb. 6e om terugslag te voorkomen.
5@
op de grond om
verkort de draad tot de toege-
C
.
FBK 4 A1