Ingebruikname
Instelling van de stookoliedruk
7
8
5
2
Type BFP 21 L3
R
1
Aansluiting vacuümmeter
2
Instelling stookoliedruk
5
Aansluiting sproeierleiding
6
Aansluiting manometer
7
Elektromagnetische ventiel
8
Filter
R
Aansluiting terugloop
S
Aansluiting aanzuiging
Controle van de werking
Bij de eerste inbedrijfname en ook na
revisies of langdurige stilstand moet de
vlambewaking worden gecontroleerd
vanuit veiligheidsoogpunt.
Poging tot opstarten met afgedekte
–
vlambewaker: bij het einde van de
beveiligingstijd moet de
ontstekingsautomaat in
storingstoestand overgaan!
Opstarten met belichte vlambewaker:
–
na 10 seconden voorventilatie moet
de onstekingsautomaat in
storingstoestand overgaan!
Normaal opstarten: terwijl de brander
–
in werking is de vlambewaker
Instelling van de stookoliedruk
6
De verstuivingsdruk en bijgevolg het
brandervermogen, wordt ingesteld
d.m.v. de regelaar 2 van de pomp.
Draaien:
naar rechts: verhoging van de druk
–
naar links: vermindering van de druk
–
De druk moet worden gemeten voor
1
een controle met een manometer die
op de drukmeetnippel 6 wordt
gemonteerd, schroefdraad R1/8".
1
Controle onderdruk
De vacuümmeter voor de controle van
de onderdruk moet worden aangesloten
op de onderdrukmeetnippel 1 R 1/8".
S
De maximaal toelaatbare onderdruk is
0,4 bar. Bij grotere onderdruk treedt
afdekken. Na opnieuw opstarten en
het einde van de beveiligingstijd moet
de branderautomaat op storing
overgaan!
03/2005 - Art. Nr. 13 018 039A
verdamping op van de stookolie en
erosielawaai in de pomp.
Reinigen van de pompfilter
Het filter bevindt zich onder de
schroefaansluiting 8. Het filter eruit
schroeven voor de reiniging.
Opgelet!
· O'Ring dichting controleren en
vervangen indien nodig.
NL
35