b) In- en uitschakelen van het meetinstrument
De DMM wordt in- en uitgeschakeld met de draaiknop (5). Als de draaiknop in "OFF" (uit) wordt
gezet, is de DMM uitgeschakeld. Schakel het meetapparaat altijd uit als het niet wordt gebruikt.
Voordat het meetapparaat wordt gebruikt, moet eerst de meegeleverde batterij worden
geplaatst.
Een blokbatterij van 9 V dient als voeding. Deze wordt meegeleverd. Plaats de batterij zoals is
beschreven in de paragraaf "Reinigen en onderhoud".
9. Starten van de metingen
Overschrijd de maximaal toegestane ingangswaarden niet. Raak nooit circuits of
delen van circuits aan als er een spanning aanwezig kan zijn die hoger is dan 25 V AC
eff of 35 V DC. Dat kan dodelijk zijn!
Controleer voor het meten de meetsnoeren op beschadigingen, zoals
inkepingen, ontbrekende isolatie (barsten/scheurtjes) of afknellingen. Defecte
meetsnoeren mogen niet langer worden gebruikt. Dat kan dodelijk zijn!
Pak tijdens het meten de meetpennen niet vast buiten de aangegeven
markeringen die op de meetpennen zijn aangebracht.
Alleen de beide meetsnoeren mogen op het meetapparaat worden aangesloten
die noodzakelijk zijn om de meting uit te kunnen voeren. Verwijder om
veiligheidsredenen alle andere meetsnoeren van het instrument die niet
noodzakelijk zijn voor de betreffende meting.
Zodra er een "1" (aan de linkerkant van het uitleesvenster) verschijnt op het
uitleesvenster, wordt het meetbereik overschreden. Kies dan het daaropvolgende
hogere meetbereik.
Het spanningsbereik "V/DC" heeft een ingangsimpedantie van >10 MΩ, voor het V/
AC-bereik geldt >4,5 MΩ.
Bij de digitale multimeter is de automatische bereikkeuze (auto range) actief voor
alle meetfuncties (met uitzondering van de stroommeetbereiken). Deze functie stelt
het goede meetbereik automatisch in.
a) Spanningsmeting "V"
Zorg er bij het meten van spanningen voor dat het meetinstrument niet op een
bereik voor stroommetingen is ingesteld.
74