4. Inbedrijfstelling
1) Vermogensniveauschakelaar (bedrijfsschakelaar)
2) Handvat
4) Beschermrooster voorzijde
6) Stekker
Controleer of de aan-/uitschakelaar op 0 staat. Sluit de ventilatorkachel
vervolgens aan op een geaard stopcontact dat is beveiligd met een
aardlekschakelaar. Zorg ervoor dat de ventilator vrij kan draaien.
Schakel nu het apparaat in door de aan-/uitschakelaar in de gewenste
stand te zetten.
De aan-/uitschakelaar heeft 4 standen en schakelt de ventilator en
verwarmingsstanden aan en uit. De thermostaatknop is traploos
regelbaar. Rechtsom draaien stelt een
hogere temperatuur in. Linksom draaien stelt een lagere temperatuur
in.
3) Behuizing
5) Verwarmingselement
7) Thermostaatknop
Wanneer het apparaat voor de eerste keer wordt gestart, draait u de
thermostaatknop naar de MAX-stand. Gebruik de aan-/uitschakelaar
om de gewenste bedrijfsmodus in te stellen.
Temperatuur instellen
Draai de thermostaatknop eerst naar de MAX-stand. Wanneer de
kamer de gewenste temperatuur heeft bereikt, draait u de
thermostaatknop langzaam linksom totdat u een lichte klik hoort. Dit
betekent dat het verwarmingselement is uitgeschakeld. Het
verwarmingselement wordt nu automatisch in- en uitgeschakeld door
de thermostaat en de temperatuur wordt constant gehouden.
Oververhittingsbeveiliging
Het
apparaat
is
voorzien
oververhittingsbeveiliging. Als het apparaat van binnen te warm wordt,
schakelt het verwarmingselement automatisch uit. De ventilator blijft
echter draaien zodat een snelle koeling wordt bereikt. Zodra het
apparaat weer is afgekoeld, schakelt het verwarmingselement zichzelf
weer in.
5. Reiniging
Reinig het apparaat regelmatig.
Trek bij reinigingswerkzaamheden altijd de stekker uit het stopcontact.
Laat het apparaat voldoende afkoelen.
Houd het ventilatierooster altijd vrij van stof.
Alleen reinigen met een zachte, droge of licht vochtige doek.
Gebruik indien nodig een mild reinigingsmiddel.
Gebruik geen schurende of oplosmiddelhoudende reinigingsmiddelen.
van
een
thermostaatgestuurde
5