INSTALLATION
NL
Technische gegevens
Gewicht eenheid: ca. 7,7 / 7,9 kg
Max. toegestane belasting op het product: 60 kg
Veiligheidsinstructies
1.
Thule wijst elke verantwoordelijkheid voor persoonlijk letsel en/of schade aan eigendommen en
hieruit voortvloeiende vermogensschade die zijn veroorzaakt door foutieve montage of foutief
gebruik van de hand.
2.
De fietsdrager moet volgens de instructies op veilige wijze in elkaar gezet en gemonteerd worden.
*
3.
Verzeker u vooraf ervan dat de ondergrond waarop het fietsenrek gemonteerd wordt, voldoende
stevig is. Indien nodig versterken.
4.
De fietsdrager of getransporteerde goederen mogen de achterlichten van het voertuig niet
afdekken.
5.
De bestuurder van het voertuig is er als enige verantwoordelijk voor dat de fietsdrager geen
gebreken vertoont en goed is vastgezet.
6.
Plaats altijd de grootste/zwaarste fiets het dichtst bij de wand, en daarna pas de kleinere/lichtere
fiets
7.
Laat tijdens het vervoer geen losse dingen op de fietsen zitten.
8.
Bind de buitenste fiets met de bijgeleverde lange bindriem vast aan het frame van de fietsendrager.
9.
Controleer of riemen en andere bevestigingen stabiel vastzitten. Zet ze zonodig opnieuw vast.
10. Als de fietshouders is gemonteerd, is de auto langer dan normaal. Door de fietsen kunnen de
breedte en de hoogte van de auto eveneens toenemen. Wees voorzichtig bij achteruitrijden.
11.
Beschadigde of versleten onderdelen moeten onmiddellijk worden vervangen.
12. Wanneer het product is gemonteerd, kan het rijgedrag van de auto in bochten en bij remmen veran-
deren.
13. U dient zich altijd aan de snelheidsbeperkingen en overige verkeersregels te houden.
14. De snelheid moet worden aangepast aan een gezien de omstandigheden en de lading veilig niveau.
*
15.
Indien de lading meer dan 40cm uitsteekt voorbij de buitenste zijkanten van de voertuigverlichting
resp. de positioneringlampen van de achterop geïnstalleerde drager, moet de lading aan de zijkant
voorzien worden van een vooruit gerichte witte lamp, niet meer dan 40cm van het eind en niet
meer dan 1.5m boven de rijbaan. Een rode lamp moet zichtbaar zijn vanaf de achterzijde.
16. Bij voertuigen waarvan de eerste typegoedkeuring van na 01-10-1998 is, mag de gemonteerde
fietshouder of de vervoerde lading niet het zicht op het derde remlicht van de auto benemen (ISO).
Het gebied waarbinnen zichtbaarheid van het remlicht is vereist, wordt bepaald als volgt: zijwaarts:
binnen 10° links en rechts ten opzichte van de longitudinale as van het voertuig; in de hoogte: onder
10° horizontaal neerwaarts ten opzichte van de bovenzijde van de lamp, boven 5° verticaal ten op-
zichte van te worden. (Niet van toepassing op dakgemonteerde fietsdragers)
17.
Tandems mogen niet vervoerd worden.
18. Er mogen geen wijzigingen in het product worden aangebracht.
19. Reinig de fietsdrager regelmatig met warm water.
20. Controleer regelmatig alle bevestigingen van de fietsdrager en fietsen: eerst na 50km en daarna op
reguliere basis.
21. Bewaar de instructies op een veilige plaats in de auto.
FR
Caractéristiques techniques
Poids unitaire: env. 7,7 / 7,9 kg
Charge maximale admissible: 60 kg
Instructions de sécurité
1.
Thule décline toute responsabilité en cas de dommages corporels et/ou matériels par suite d'une
erreur de montage ou d'utilisation.
2.
Le porte-vélos devra être assemblé et monté solidement selon l'instruction de montage fournie.
*
3.
Assurez-vous d'abord que la surface sur laquelle le porte-vélos doit être fixé soit suffisamment
rigide. Sinon, veuillez la renforcer.
4.
Le porte-vélos ou le matériel transporté ne peuvent en aucun cas cacher les feux arrières du véhi-
cule.
5.
Le conducteur du véhicule est seul responsable du bon état et de la fixation correcte de l'équipe-
ment RMS.
6.
Positionner toujours le vélo le plus grand/lourd en premier et donc le plus proche de la paroi du
véhicule. Positionner en suite le vélo le plus petit/léger.
7.
Aucun objet susceptible de se détacher ne doit être laissé sur les vélos en cours de trajet.
8.
Fixez les vélos à la base à l'aide d'une sangle livré d'origine.
9.
Contrôler la tenue des sangles et autres dispositifs de fixation; resserrer le cas échéant.
10
ES905-07